[anysurfer.logo]

Maak tijd vrij

Een projectwebsite waarbij we de brug slaan tussen jeugdhulp en jeugdwerk.
Home

Omgaan met informatie

Wat moet je als activiteiten- of vakantiebegeleider/jeugdwerker weten over de jongere? Dit is geen makkelijke oefening. Aan de ene kant is het belangrijk dat een kind/jongere zich vrij van vooroordelen kan bewegen, aan de andere kant heb je soms wat achtergrond nodig om gepast te begeleiden.

Vrije tijd als vrije ruimte

Kind onder de kinderen, jongere onder de jongeren

Om te participeren aan de vrijetijdsruimte doet het er niet toe waar iemand woont, verblijft of vandaan komt. De vrije tijd en vakantie zijn bij uitstek die ruimte en tijd waar kinderen en jongeren zich vrij van problemen of stoornissen willen en kunnen uitleven. Ze willen er niet (voortdurend) op aangesproken worden, in tegenstelling tot de thuissituatie, school of het verblijf in de voorziening. De vrijetijdsruimte is per definitie een niet geproblematiseerde ruimte. Het vertrekpunt is niet de problematiek of context van de jongere maar de activiteit, het spel, de groep, de leeftijdsgenoten, het thema, plezier, ontspanning, … . Iedereen krijgt er de kans om andere aspecten van zijn/haar persoonlijkheid of talenten te tonen of te ontwikkelen. Dit lukt het best in een onbevooroordeeld kader. 

Vooroordelen vermijden

Een kind of jongere zoals alle anderen

Jongeren die gedeeltelijk opgroeien in voorzieningen verwachten geen specifieke andere benadering. Dat een jongere in een voorziening verblijft hoeft niet (algemeen) geweten te zijn, niet bij de andere kinderen of jongeren evenmin bij de begeleiding. Alle informatie die je opvraagt via de medische fiche zou in principe moeten volstaan. Je vraagt ook niet vooraf van de kinderen of jongeren die niet in een voorziening verblijven, welke problemen ze thuis hebben.

Toch kan je meer kennis of informatie nodig hebben of krijgen. De vraag hoe je met deze informatie omgaat is afhankelijk van verschillende factoren:

  • De context of specifieke persoonlijke kenmerken van het kind of de jongere (bv. een jongere heeft specifieke angsten, crisismomenten, is ouderloos, …)
  • De specifieke jeugdwerkvorm, vrijetijds- of vakantiewerking of activiteit (bv. op kamp, vakantie of wekelijkse aanbod, een speelpleinwerking of een jeugdhuis, sport of atelierwerking)
  • De samenwerking met en de aard van de voorziening of hulpverlening waar de jongeren verblijven.
  • Specifieke kenmerken van de begeleiding (vaste of wisselende begeleiders, hoofdanimatoren en/of animatoren, vrijwilligers en/of professionelen, …) 

Gepast begeleiden

Van subtiel, onopvallend naar duidelijk, structureel

Tijdens de activiteiten of vakantiewerking ontdekken we wie de kinderen of jongeren zijn en onderweg leren we hoe daarop te anticiperen. Dit kennismakingsproces verloopt via trial and error. Vanuit het idee van gelijkwaardigheid geldt dit proces evengoed voor kinderen en jongeren die uit de hulpverlening komen. We mogen hen die kans om hen via deze weg te leren kennen niet ontzeggen, ook al beschikken we over meer informatie. 

Zoals eerder aangegeven hangt het van verschillende elementen af hoe we binnen de werking omgaan met specifiek en noodzakelijke informatie over bepaalde kinderen en jongeren. Het is dan ook aan de organisatie zelf om te bepalen hoe ze daar meer mee om willen gaan in functie van gepaste begeleiding. We zetten enkele mogelijkheden en aandachtspunten op een rijtje.

  • Vraag aan kind of jongere wie er op de hoogte moet zijn van bepaalde informatie. Wat vindt hij/zij dat er moet geweten zijn?
  • Bepaal in samenspraak met de begeleiders uit de hulpverlening welke informatie zinvol of noodzakelijk is om activiteiten of vakanties te begeleiden.
  • Misschien volstaat het dat enkel de hoofdanimator op de hoogte is, voor het geval dat … of om gerichte info te geven i.f.v. specifieke activiteiten of situaties
  • Werk eventueel met een aandachtspersoon die over meer informatie beschikt en van daaruit beter kan handelen.
  • Wanneer je vindt dat alle begeleiders over bepaalde informatie moeten beschikken, vergeet dan niet in te gaan op volgende begrippen: onbevooroordeeld, vrije ruimte, discretieplicht … 

Privacy

Privacy en discretieplicht

Ouders geven de informatie die ze willen en kunnen geven, de begeleiders van de voorziening geven de informatie die ze willen, kunnen of mogen geven. Kinderen en jongeren hebben recht op privacy. Jeugdwerkers, vakantie- of activiteitenbegeleiders hebben anders dan bij hulpverleners geen beroepsgeheim, maar wel een discretieplicht. De discretieplicht omvat de verplichting om bij het uitoefenen van een functie geen gegevens vrij te geven aan anderen dan diegenen die gerechtigd zijn er kennis van te nemen. Deze discretieplicht geldt zowel voor professionele krachten als voor vrijwilligers.

Concreet betekent dit dat je geen vertrouwelijke informatie deelt over kinderen en jongeren als je daarvoor geen toestemming krijgt van hen. Er zijn wel uitzonderingsmaatregelen voorzien. Voor volgende noodsituaties mogen jeugdwerkers wel vertrouwelijke informatie delen met derden en veiligheidsdiensten: 

  •  de (lichamelijke, psychosociale en seksuele) integriteit van kinderen en jongeren staat op het spel
  • er wordt schade toegebracht aan de jeugdwerker en of de werking
  • er is een bevel van de onderzoeksrechter
  • bij gewetensnood
Wanneer geen van deze situaties van toepassing is, geldt in principe dat je als jeugdwerker een informele vertrouwenspersoon bent, dit vertrouwen is cruciaal voor je ‘jeugdwerker’ zijn. Om die reden is het belangrijk dat deze vertrouwensrelatie beschermd wordt door alle betrokkenen. Het zou kunnen dat je organisatie zelf specifieke afspraken heeft gemaakt of een handelingskader heeft geschreven voor jeugdwerker, het kan interessant zijn dit eens na te vragen.

Meer weten over integer en deontologisch handelen in het jeugdwerk? Lees dit nieuwsbericht  of neem eens een kijkje bij Uit De Marge die een deontologische handleiding voor het jeugdwelzijnswerk uitwerkte.