Wat moet je als activiteiten- of vakantiebegeleider/jeugdwerker weten over de jongere? Dit is geen makkelijke oefening. Aan de ene kant is het belangrijk dat een kind/jongere zich vrij van vooroordelen kan bewegen, aan de andere kant heb je soms wat achtergrond nodig om gepast te begeleiden.
Om te participeren aan de vrijetijdsruimte doet het er niet toe waar iemand woont, verblijft of vandaan komt. De vrije tijd en vakantie zijn bij uitstek die ruimte en tijd waar kinderen en jongeren zich vrij van problemen of stoornissen willen en kunnen uitleven. Ze willen er niet (voortdurend) op aangesproken worden, in tegenstelling tot de thuissituatie, school of het verblijf in de voorziening. De vrijetijdsruimte is per definitie een niet geproblematiseerde ruimte. Het vertrekpunt is niet de problematiek of context van de jongere maar de activiteit, het spel, de groep, de leeftijdsgenoten, het thema, plezier, ontspanning, … . Iedereen krijgt er de kans om andere aspecten van zijn/haar persoonlijkheid of talenten te tonen of te ontwikkelen. Dit lukt het best in een onbevooroordeeld kader.
Jongeren die gedeeltelijk opgroeien in voorzieningen verwachten geen specifieke andere benadering. Dat een jongere in een voorziening verblijft hoeft niet (algemeen) geweten te zijn, niet bij de andere kinderen of jongeren evenmin bij de begeleiding. Alle informatie die je opvraagt via de medische fiche zou in principe moeten volstaan. Je vraagt ook niet vooraf van de kinderen of jongeren die niet in een voorziening verblijven, welke problemen ze thuis hebben.
Toch kan je meer kennis of informatie nodig hebben of krijgen. De vraag hoe je met deze informatie omgaat is afhankelijk van verschillende factoren:
Tijdens de activiteiten of vakantiewerking ontdekken we wie de kinderen of jongeren zijn en onderweg leren we hoe daarop te anticiperen. Dit kennismakingsproces verloopt via trial and error. Vanuit het idee van gelijkwaardigheid geldt dit proces evengoed voor kinderen en jongeren die uit de hulpverlening komen. We mogen hen die kans om hen via deze weg te leren kennen niet ontzeggen, ook al beschikken we over meer informatie.
Zoals eerder aangegeven hangt het van verschillende elementen af hoe we binnen de werking omgaan met specifiek en noodzakelijke informatie over bepaalde kinderen en jongeren. Het is dan ook aan de organisatie zelf om te bepalen hoe ze daar meer mee om willen gaan in functie van gepaste begeleiding. We zetten enkele mogelijkheden en aandachtspunten op een rijtje.
Ouders geven de informatie die ze willen en kunnen geven, de begeleiders van de voorziening geven de informatie die ze willen, kunnen of mogen geven. Kinderen en jongeren hebben recht op privacy. Jeugdwerkers, vakantie- of activiteitenbegeleiders hebben anders dan bij hulpverleners geen beroepsgeheim, maar wel een discretieplicht. De discretieplicht omvat de verplichting om bij het uitoefenen van een functie geen gegevens vrij te geven aan anderen dan diegenen die gerechtigd zijn er kennis van te nemen. Deze discretieplicht geldt zowel voor professionele krachten als voor vrijwilligers.
Concreet betekent dit dat je geen vertrouwelijke informatie deelt over kinderen en jongeren als je daarvoor geen toestemming krijgt van hen. Er zijn wel uitzonderingsmaatregelen voorzien. Voor volgende noodsituaties mogen jeugdwerkers wel vertrouwelijke informatie delen met derden en veiligheidsdiensten:
Meer weten over integer en deontologisch handelen in het jeugdwerk? Lees dit nieuwsbericht of neem eens een kijkje bij Uit De Marge die een deontologische handleiding voor het jeugdwelzijnswerk uitwerkte.