Femke is jeugdwerkster bij jeugdcentrum Den Egelantier. Een jeugdcentrum die zich richt naar alle jongeren van Berchem. In haar vorig leven was ze begeleidster in de bijzondere jeugdzorg.
In dit opiniestuk schetst ze het belang om tijd vrij te maken, welke rol een begeleider hierin kan betekenen en de meerwaarde van jeugdwerk voor de ontwikkeling van alle jongeren.
Tijd vrij maken is de kern van wat er moet gebeuren tussen jeugdzorg en jeugdwerk. Tijd vrij maken om als professionals met elkaar in overleg te gaan en te leren kennen. Maar ook tijd en ruimte maken om welzijn en ontspanning naast elkaar te laten gebeuren. Nog te veel gebeurt dit naast elkaar, de afstand tussen jeugdwerk en jeugdzorg is te groot. Een afstand die ook nog voor te veel jongeren moeilijk te overbruggen valt.
Voor mij is vrije tijd een van de grootste werkpunten binnen de jeugdzorg
Omdat ik nooit graag ‘over’ maar liever ‘met’ mijn jongeren praat heb ik afgelopen weken gesprekken gehad over dit onderwerp. Met jongeren die kort of lang in aanraking geweest zijn met de verschillende vormen die jeugdzorg aanbiedt. Jongeren die ambulante hulp of korte trajecten waren aangegaan werd vaak aangeraden om nuttige vrijetijdsbesteding te vinden. Zelf weet ik dat veel jeugdrechters en consulenten dit een belangrijk factor vinden in het traject van een jongere. Wat ik volg, maar iets wat verplicht of opgelegd wordt is geen ontspanning meer.
Het zou een grotere meerwaarde zijn indien er samen met jongeren gezocht wordt naar wat hen interesseert. De enkele jongeren die echt geplaatst waren brachten nog een ander punt van vrije tijd binnen de jeugdzorg naar boven. Er is weinig ruimte voor passies of hobby’s indien je in een instelling zit. Enerzijds wordt het niet gestimuleerd want men focust zich te hard op het dossier waarvoor jongeren geplaatst zijn. Anderzijds wordt vrije tijd vaak gebruikt als middel om gedrag mee te belonen of bestraffen. Kom je te vaak te laat of heb je je slecht gedragen dan mag je niet meer naar jou vrije tijd gaan. In het jeugdcentrum waar ik werk heb ik dit ook al ervaren, dat jongeren niet komen omdat ze van de instelling niet mochten. In de meeste van deze gevallen werd dit ook niet gecommuniceerd.
Toen ik na mijn opleiding orthopedagogie in de bijzondere jeugdzorg ging werken was dit voor mij ook een hekel punt. Binnen jeugdzorg werkt men nog te hard rond afstand in plaats van nabijheid. Vrije tijd of hobby’s zouden een recht moeten zijn en niet iets dat je moet verdienen. Zo had ik jongeren in mijn leefgroep die interesse hadden in acteren en rappen. Ik had weinig ruimte om binnen de werkuren hier op in te spelen maar toen ik na de werkuren met hen naar een toneelstuk ging werd dit niet in dank afgenomen door het team waarmee ik werkte.
Het zou een precedent creëren dat mijn collega’s ook na hun werkuren geacht werden nog iets te willen doen. Dit geeft aan hoe weinig ruimte hiervoor is in de jeugdzorg, nochtans is het stimuleren in hun hobby’s een meerwaarde. En dat is waar jeugdwerk mee op kan inspringen, indien er contact is tussen beiden partijen kunnen jongeren doorverwezen worden naar jeugdverenigingen of sportscholen. Beiden kunnen de jongere opvolgen, zelfs aanspreken mocht er iets mislopen. Maar dit kan enkel slagen indien er communicatie is tussen beiden settings.
Het afnemen van een hobby of zelfs passie heeft voor veel jongeren geen enkele positieve wending, het zorgt enkel voor meer frustraties in het systeem. Men kan ook nuttige alternatieve maatregelen opleggen waar jongeren via vrijwilligerswerk in jeugdverenigingen aan de slag gaan.
Ik heb dit zelf ervaren toen ik voor het hiphop/jongeren event Boom Boom Pow organiseerde. Ik betrok bewust jongeren in de vrijwilligersgroep die voorgaande edities de boel op stelten had gezet. Ik maakte hen mede-eigenaar en gaf hen verantwoordelijkheid op het event, ze waren in elk punt van de organisatie en uitvoering betrokken. Dit zorgde er enerzijds voor dat de jongeren begonnen te reflecteren over de gevolgen van hun gedrag en zorgde voor een vertrouwensband tussen mij en hen maar ze leerde ook hoe ze een event moesten organiseren, hoe ze budgetten moest beheren etc.
Hobby's kunnen een positieve invloed hebben op de sociale ontwikkeling van jongeren, het is goed voor hun identiteitsontwikkeling, het opbouwen van zelfvertrouwen en verantwoordelijkheid maar ook in contact leren gaan met anderen etc..
Het samenwerken als ‘team’ kan een enorme meerwaarde hebben op de evolutie van een jongere. Denk aan een jongere die voor gedragsproblemen in een gesloten instelling zit maar die hier ook verder mee leert omgaan binnen de thaiboks club waarbij hij aangesloten is. Ook binnen mijn jeugdcentrum worden onze jongeren en vrijwilligers betrokken op alle facetten van de werking, van de raad van bestuur tot het organiseren van events en begeleiden van de tieners. Jongeren krijgen animatorcursussen en leren skills of passies ontdekken die hun toekomst positief veranderen.
Dit is ook de reden waarom jeugdwerkers vaak de vertrouwenspersoon van jongeren worden. Binnen Vlaanderen draait jeugdwerk rond vrije tijd en spel. Jongeren mogen experimenteren, zichzelf zijn en moeten vooral niets maar zijn wel echt mee betrokken. Het zijn op die plekken waar veel jeugdwerkers met welzijnsvragen van jongeren geconfronteerd worden. Maar net daar is er vanuit het beleid geen ruimte voor welzijn.
Zelf heb ik de keuze gemaakt om naast mijn doelstellingen die ik moet behalen ruimte te maken voor welzijn. Ik heb de meest uiteenlopende vragen gekregen doorheen de jaren dat ik in het jeugdcentrum ben beginnen werken, sommige kon ik zelf mee aan de slag maar zaken waarbij ik moest doorverwijzen liepen vaak mis. Voor veel jongeren is het een drempel om naar instanties te gaan die ze niet kennen. En zelf had ik niet de ruimte om telkens mee te gaan met jongeren. Ik denk dat het een enorme meerwaarde zou zijn indien in elke grote jeugdvereniging ook een welzijnswerker werkt, zoals er nu ook al vaak arbeidscompetentie begeleidende jeugdwerkers zijn die jongeren begeleiden in hun school en werktraject. De reden waarom dit zo succesvol is, is net omdat zij vanuit jeugdvereniging werken met jongeren. In veel scholen werken ze ook met zorgcoördinators of groene juffen die zich focussen op welzijn binnen de school maar ook de context van de leerlingen.
Als ik aan mijn jongeren vraag waarom ze al jaren naar het jeugdcentrum komen zeggen ze bijna allemaal hetzelfde. Hier kunnen ze zichzelf zijn zonder dat er iets moet, je mag gewoon zijn. Maar ook dat ze weten dat ze altijd en voor alles bij mij terecht kunnen. Dit geeft voor mij de valkuil in dit verhaal weer.
Jeugdwerk mag niet vanuit preventie gaan werken zoals men al in Nederland doet. Daar focust men zich niet op het recht op vrije tijd maar eerder bestrijding tegen overlast. Jeugdwerk moet vrij en speels blijven maar er moet ook ruimte gemaakt worden voor welzijn. Jongeren moeten op dit aanbod niet ingaan maar als ze met wat zitten is er een jeugdwerker aanwezig bij wie ze terecht kunnen en die voldoende kennis heeft van de sociale kaart om hen te ondersteunen en door te verwijzen. Bij doorverwijzingen zouden ze dan de eerste keren kunnen meegaan tot de jongere zelf een vertrouwen met de jeugdhulpverlener uitgebouwd heeft.
Een ander alternatief is dat jeugdhulpverleners van diensten zoals het JAC, CAW of ambulante diensten gekende gezichten worden binnen hun lokale jeugdverenigingen. Dat ze eens mee komen doen op een instuif of zelfs zich af en toe komen voorstellen. Daarnaast zou uitwisseling tussen jeugdwerkers en jeugdhulpverleners op een gestructureerde basis moeten gebeuren. Veel jeugdwerkers kennen de sociale kaart niet en veel jeugdhulpverleners weten niet wat er allemaal in de buurt is voor jongeren. Maar daarnaast kan er ook overlegt worden over casussen van jongeren of negatieve tendensen binnen jeugd zoals loverboys, lachgas etc besproken worden. Hier kan men dan een gemeenschappelijk antwoord op bieden.
We moeten als professional tijd beginnen vrij maken voor elkaar en voor elkaars onderwerpen. Vanuit het beleid moet ook meer tijd worden vrij gemaakt om ons hier, met alle druk die we al hebben, te laten experimenteren en uitwerken.