Door Alenka Le Compte
Alenka Le Compte is aanspreekpunt voor digitale inclusie bij Mediawijs, het Vlaams Kenniscentrum Digitale en Mediawijsheid. Mensen samenbrengen, informatie en expertise delen en ter beschikking stellen staan centraal in haar functie.
De kinderen en jongeren van vandaag zijn geboren in een digitale wereld en worden dus vaak gezien als echte “digital natives”. Veel ouders en leerkrachten gaan ervan uit dat jongeren meer weten over de online wereld, digitale toestellen en snufjes dan zijzelf. En geef nu toe, dat klinkt logisch, niet? Het is echter een cliché dat niet helemaal klopt. Zeker niet bij kinderen en jongeren met een kwetsbare achtergrond. Digital by birth is niet noodzakelijk digital by nature. En de sociaaleconomische status speelt daarin een niet te onderschatten rol. Het wordt tijd dat we ons daar bewust van worden.
Digitale inclusie of e-inclusie, een term waar je tegenwoordig niet kan naast kijken. Digitale inclusie wijdt op het ‘digitaal mee zijn’. Vanuit de Vlaamse en federale overheid werden én worden sinds corona heel wat middelen vrijgemaakt om hierop in te zetten. Maar laten we even stilstaan bij wat die termen nu precies betekenen.
Digitale inclusie slaat op de insluiting van digitaal achtergestelde groepen in de samenleving. Daar tegenover staat digitale uitsluiting en discriminatie, wat wil zeggen dat je niet volwaardig kan participeren aan onze digitale maatschappij. Je kan op verschillende manieren digitaal uitgesloten worden:
Het digitaler worden van onze maatschappij heeft gevolgen en implicaties. Voor sommige groepen al meer dan voor anderen. Kansarme kinderen en jongeren behoren zoals vaker tot één van de grote risicogroepen om digitaal uit te vallen. Willen we digitale exclusie tegengaan en iedereen meekrijgen in deze digitale samenleving, moet er aan vier voorwaarden voldaan worden:
De laatste jaren werd - ten onrechte - gedacht dat zeker jongeren intussen wel toegang tot hardware, software en internet hebben. Heeft niet elke jongere tegenwoordig een smartphone met internet of een laptop ter beschikking? Het antwoord is neen.
Ten tweede is de kwaliteit van de internetverbinding, de software en het digitaal materiaal ook essentieel. Een online les volgen via een zwakke connectie of een niet up-to-date toestel zorgt bijvoorbeeld voor leer- of werkachterstand. De kostprijs van het materiaal, de internetabonnementen alsook het gebrek aan digitale vaardigheden spelen hierin vaak een rol, blijkt uit cijfers van Statbel (van voor corona).
Een tweede voorwaarde om mee te kunnen in onze steeds groeiende digitale samenleving, is dat je de nodige digitale competenties beheerst om digitaal mee te zijn. Dan hebben we het over bepaalde kennis (weten), vaardigheden (kunnen) en attitudes (houding, willen, durven), zodat je je actief, 5 creatief, kritisch en bewust kan bewegen in die digitale maatschappij.
Jammer genoeg staat digitale toepassingen kunnen gebruiken voor velen nog niet gelijk aan volwaardig participeren in de digitale maatschappij.
Even concreet maken: een jongere kan gemakkelijk een Facebookprofiel aanmaken, maar heeft die ook de nodige vaardigheden om valse, misleidende nieuwsberichten te kunnen onderscheiden van feiten? En heeft een tiener voldoende inzicht en kennis om te begrijpen dat Facebook de gebruikersdata gebruikt om gerichte advertenties op de Facebook-feed te plaatsen?
Uit een onderzoek van Febelfin blijkt dat 30% van de jongeren, mensen tussen 15 en 30 jaar oud, zelfs nog nooit gehoord hebben van het fenomeen. Om maar enkele van de vele voorbeelden over kritisch internetten op te sommen.
20% van de 16 tot 24 jarigen heeft geen of beperkte digitale vaardigheden (voor corona). Als je jongeren vraagt hun eigen digitale competenties in te schatten, zien we dat jongeren zichzelf niet de hoogste scores geven.
Uit een bevraging van Radio 2 en MNM (tijdens corona) blijkt dat 30% van de kwetsbare jongeren tussen 18 en 25 jaar zichzelf tussen een 0 en 6 op 10 geeft, wat betreft het omgaan met nieuwe technologieën. Dat zijn geen cijfers om blij van te worden, zeker niet als je dat cijfer vergelijkt met niet-kwetsbare jongeren, waar het slechts om 11% gaat. De Digimeter van 2021 (tijdens corona) geeft aan dat 15% van de jongeren bepaalde technologieën mijden omdat ze er niet vertrouwd mee zijn of het niet snappen. En 32% van de jongeren geeft ook aan dat ze niet klaar waren om plots alles (telewerken, afstandsonderwijs, …) online en digitaal te doen.
Uit onderzoek (jaarboek armoede en sociale uitsluiting 2020) blijkt ook dat de doeleinden voor digitaal gebruik verschillen. Zo gebruiken kwetsbare groepen (ook jongeren) digitale technologie vaker als entertainment terwijl bevoorrechte groepen ook andere voordelen halen uit technologie (netwerk, werk, studies, enz.).
De derde voorwaarde om digitaal sterk in je schoenen te leren staan, is dat je omringd bent door een sterk ondersteuningsnetwerk. Dat is essentieel omwille van twee redenen.
Een jongere denkt dat die recht heeft op een studietoelage. De procedure om deze aan te vragen verloopt online, maar het lukt de jongere of de ouders niet om de aanvraag online in te dienen. Mits wat geluk kan de jongere terecht bij een familielid of vriend die hierin wél wat mee is. Samen kunnen ze de aanvraag indienen. Als dat niet het geval is, kan de jongere misschien terecht bij een jeugdwerker of hulpverlener. Resultaat: de jongere kon zijn studietoelage aanvragen. Hij blijft misschien nog steeds deels digitaal uitgesloten, maar toch zijn de gevolgen van de digitale uitsluiting beperkt dankzij het steunnetwerk waarop die kan terugvallen.
Indien de jongere geen beroep kan doen op zijn netwerk, is er een grote kans dat die de studietoelage misloopt. Waarop die niet kan gaan studeren en op die manier jobkansen mist. Wat 6 resulteert in een vicieuze cirkel.
Als we gaan kijken naar het gebruik van online diensten, dan blijkt uit cijfers van Statbel uit 2020 (voor corona) dat
De vierde en laatste voorwaarde is dat de digitale toepassingen die we gebruiken, ontworpen zijn volgens de “inclusion by design” principes. Deze principes zorgen dat er geen extra digitale drempels ingebouwd zijn.
Dat betekent dat websites en applicaties zo intuïtief mogelijk gebouwd zijn en dat de taal zo eenvoudig mogelijk is. Zo kunnen kinderen en jongeren die nog niet zo digitaal handig zijn of de taal nog niet volledig machtig zijn toch overweg met toestellen, webpagina’s, tools, ... Alle overheidswebsites moeten voldoen aan bepaalde richtlijnen (de WCAG-normen), want er bestaat een wettelijk kader rond ‘inclusion by design’ Maar in de realiteit zien we dat dit niet altijd het geval is en dat de richtlijnen soms niet voldoende zijn.
Iedereen kan digitaal uitgesloten worden. Kwetsbare kinderen en jongeren worden echter vaker geraakt en de gevolgen zijn vaak groter voor hen. Digitale uitsluiting is een bijkomend uitsluitingsmechanisme voor hen. Offline kwetsbaarheden worden jammer genoeg online meegenomen.
Wat kan jij als jeugdwerker doen? Mediawijsheid is opgenomen in de leerplannen, scholen zijn verplicht hier aandacht aan te besteden. Ook het jeugdwerk kan een belangrijke rol innemen om digitale uitsluiting tegen te gaan. Als jeugdwerker kan je niet zomaar alles oplossen, maar soms kunnen kleine acties al een groot verschil maken. Laten we eens kijken naar enkele voorbeelden en tips:
Communiceer op een eenvoudige en heldere manier naar kinderen, jongeren en hun ouders. Doe je dit op een digitale manier? Vraag even na of iedereen toegang heeft tot die informatie. Organiseer je digitale activiteiten? Heel fijn, maar vraag na of iedereen in je doelgroep toegang heeft en zorg voor begeleiding indien nodig.
Laten we de checklist met digitale voorwaarden overlopen:
1. Niet iedereen van je doelgroep heeft toegang heeft tot digitale middelen
Dan kan je bijvoorbeeld:
Probeer de digitale wereld van kinderen en jongeren te betrekken in wat je doet. Op die manier kunnen ze deze vaardigheden oefenen en sneller vragen stellen.
Bijvoorbeeld: doe aan storytelling of maak samen een filmpje voor een TikTok challenge. Op voorhand kan je dan vragen of iedereen zijn toestemming geeft om het filmpje te delen. Op die manier kan je het hebben over privacy online en welke inhoud je al dan niet op je sociale media zet.
Kinderen en jongeren zelf laten creëren online biedt heel wat mogelijkheden. Link in de Kabel en vzw Quindo laten zien hoe zij dat aanpakken.
Je hoeft dit zeker niet allemaal zelf te doen, je kan ook aan een organisatie vragen om een workshop of activiteit te komen doen in jouw werking, bijvoorbeeld via het Mediamenu, daar kan je een gratis mediawijze workshop boeken.
3. Kan iedereen binnen jouw doelgroep terugvakken op een sterk digitaal netwerk?
Als je merkt dat er kinderen of jongeren zijn die niet in hun eigen netwerk terecht kunnen met vragen, dan kan jij misschien de persoon zijn waarbij ze wel terecht kunnen. Voel je je hier niet comfortabel bij of heb je het gevoel dat je niet de nodige kennis hebt? Probeer dan uit te zoeken of er diensten of organisaties in de buurt zijn die kunnen helpen.
4. Inclusion by design
Maak je binnen jouw werking gebruik van coole apps, websites of tools? Ga dan eens na of die gemakkelijk en toegankelijk in gebruik zijn. Hoe intuïtiever, hoe beter.
Meer tips voor jeugdwerkers rond e-inclusie?