Er is nood aan toegankelijke binnenruimte of infrastructuur – sporthallen, ateliers, feestzalen, hobbyruimtes - maar ook aan buitenruimte, zoals gedeelde tuinen, buurtparkjes, speelruimte en sportveldjes. Die nood aan ruimte heeft te maken met veranderende maatschappelijke behoeften, en met een bevolkingstoename: in Vlaanderen en Brussel leven we met steeds meer mensen op dezelfde oppervlakte, en tegelijkertijd zien we dat vooral in onze steden het aantal jonge mensen sterk toeneemt.
Daardoor is er niet enkel een toenemend tekort aan scholen en kinderopvang, maar ook aan vrijetijdsplekken voor kinderen en jongeren. Door ruimte te delen kunnen we dit tekort aan ruimte en infrastructuur deels opvangen. Maar natuurlijk biedt gedeeld ruimtegebruik niet altijd en overal de oplossing. Sommige activiteiten hebben nood aan een eigen plekje, en lenen zich minder tot het delen van ruimte.
In Vlaanderen en Brussel is er een grote druk op de ruimte. Door een niet aflatende bevolkingsgroei en verstedelijking wordt ons land meer en meer volgebouwd. Ten gevolge van een gebrekkige ruimtelijke ordening zijn deze problemen in Vlaanderen en Brussel acuter dan elders. Door de bestaande ruimte meer te delen en minder nieuwe ruimte in te nemen vermijden we dat in de toekomst onze schaarse open ruimte nog verder onder druk komt te staan.
Ruimte delen zorgt ervoor dat we bestaande ruimtes en voorzieningen efficiënter benutten, en dat ruimtelijke verspilling ten gevolge van leegstand of onderbenutting wordt tegengegaan.
Ruimte delen heeft nog op andere vlakken een positieve impact op het milieu. Door ruimte te delen worden verschillende functies en activiteiten meer met elkaar verweven en komen zij dichter bij elkaar te liggen, waardoor duurzame verplaatsingen te voet of met de fiets gestimuleerd worden. Intensiever ruimtegebruik leidt tot minder energieverlies, en kringlopen kunnen gemakkelijker gesloten worden. Bovendien verdienen investeringen in energiezuinigheid zich sneller terug in intensief gebruikte ruimtes. En doordat er minder nieuwe infrastructuur gebouwd moet worden, worden er minder grondstoffen gebruikt.
Het bouwen van nieuwe gemeenschapsinfrastructuren kost erg veel geld. In een context van financiële moeilijkheden en kostenbesparingen zijn overheden steeds minder geneigd om zulke nieuwe infrastructuren aan te leggen. Het delen van bestaande ruimte kan een kostenbesparend alternatief zijn voor nieuwbouw, en heel wat overheden zetten hier dan ook bewust op in.
Ruimte delen is niet enkel kostenefficiënt voor de overheid, maar ook voor de gebruikers: door samen een ruimte te delen kunnen bijvoorbeeld de kosten voor renovatiewerken of herstelwerkzaamheden worden gedeeld. Maar ruimte delen kost ook geld. Gedeeld ruimtegebruik is niet altijd vanzelfsprekend en vraagt vaak ruimtelijke aanpassingen of extra ondersteuning op het vlak van beheer.
Maatschappelijke noden wijzigen in de tijd. Ook de demografische samenstelling van wijken verandert, waardoor er op een bepaald moment nood kan zijn aan een kleuterschool of een kinderopvang, en op een ander moment aan een woonzorgcentrum of een bejaardentehuis. Gebouwen gaan doorgaans veel langer mee dan de functie of organisatie waarvoor ze werden gebouwd. De klassieke benadering om elke ruimte te koppelen aan één specifieke of vaste functie is dan ook niet aangepast aan deze maatschappelijke dynamiek. Gedeeld ruimtegebruik is veel flexibeler, en laat toe om het gebruik aan te passen aan de veranderende noden.
In onze superdiverse samenleving leven verschillende maatschappelijke groepen naast elkaar. Gedeelde en collectief gebruikte ruimtes hebben net de potentie om erg diverse gebruikers aan te trekken, met elkaar in contact te brengen, en ontmoeting te stimuleren. Gedeelde ruimtes vormen een goede basis voor interculturele of intergenerationele solidariteit en wederzijds respect.
Dat gebeurt echter niet vanzelf, en vraagt om een actief beheer van diversiteit in gedeelde ruimtes, en om een voortdurende aandacht voor de openheid van de ruimte.
Om een ruimte te kunnen delen moeten er praktische afspraken gemaakt worden tussen de verschillende gebruikers, conflicten worden opgelost, of gezamenlijke belangen worden verdedigd. Dat veronderstelt dialoog en samenwerking. Ruimte delen is dus een dagdagelijkse leerschool in het samenleven. Door samen een ruimte te delen leer je elkaar beter kennen en dat vergroot de kansen om ook inhoudelijk te gaan samenwerken, samen activiteiten of projecten te gaan organiseren, of elkaars netwerken te gebruiken. Ruimte delen creëert dus een win-win tussen de verschillende gebruikers.
In onze prestatiemaatschappij, die verwacht dat alles onmiddellijk leidt tot meetbare resultaten, wordt de ruimte om te proberen en met vallen en opstaan te leren steeds kleiner. Inzetten op gedeeld ruimtegebruik laat toe om terug ruimte te creëren om ongestoord op je bek te gaan. Ruimte delen creëert plaats voor experiment. Gedeelde en tijdelijke ruimtes zijn bij uitstek geschikt om nieuwe dingen uit te proberen of nieuwe initiatieven een plek te geven. Gedeelde ruimtes fungeren dan ook als laboratoria voor de stad en de samenleving, en zijn een belangrijke bron van (sociale) innovatie.
Gevestigde organisaties, groepen of individuen beschikken in de regel al over een eigen ruimte: succesvolle kunstenaars, grote sportclubs of jeugdverenigingen met een lange traditie hebben meestal wel een atelier, een plek om te sporten of een jeugdlokaal. Beginnende initiatieven of organisaties en niet-georganiseerde of minder gevestigde groepen daarentegen zijn vaak nog op zoek naar ruimte, en hebben niet het kapitaal, de kennis of het netwerk om een eigen plek te bemachtigen.
Omwille van de kostenefficiëntie en het laagdrempelig karakter biedt het delen van ruimte net voor deze minder gevestigde groepen kansen om toch een plaats te vinden om hun activiteiten uit te oefenen.
Door ruimte te delen neem je zelf een stukje verantwoordelijkheid op over de ruimte, en geef je de ruimte mee vorm. Ruimte delen stimuleert mede-eigenaarschap en co-creatie van de ruimte, op voorwaarde dat de gebruikers niet behandeld worden als passieve consumenten zonder inspraak. Inzetten op gedeeld ruimtegebruik geeft burgers dus kansen voor lokale participatie.
Vaak blijft dit niet beperkt tot de gedeelde ruimte zelf, maar zijn gedeelde en tijdelijke invullingen het startpunt voor een bredere betrokkenheid bij de buurt, en vervullen zij een ruimtelijke pioniersfunctie. Ruimtelijke participatie en co-creatie kan op die manier van onderuit vorm krijgen, en leiden tot een breder gedragen en meer kwaliteitsvolle ruimtelijke planning. Een goede dialoog tussen het ruimtelijk beleid en deze bottom-upinitiatieven is daarvoor wel een basisvereiste, bijvoorbeeld door tijdelijk ruimtegebruik van bij het begin te betrekken bij een latere invulling van de ruimte.
Een gedeelde ruimte is een kruispunt waar verschillende organisaties en groepen uit de buurt samenkomen. Als een vorm van maatschappelijk vastgoed kan een gedeelde plek uitgroeien tot een kloppend hart voor de buurt. De visuele of architecturale kwaliteit levert een belangrijke bijdrage tot deze potentie van gedeelde ruimtes om de identiteit van de buurt te versterken.
Leegstand en verkrotting hebben een negatief effect op een buurt. Gedeelde ruimte-initiatieven lenen zich uitstekend om dit probleem aan te pakken en leegstaande ruimtes opnieuw een zinvolle invulling te geven. Ook op die manier kan het delen van ruimte dus bijdragen tot het verbeteren van de buurtkwaliteit. Tot slot creëren gedeelde invullingen ook kansen voor (sociale) tewerkstelling of vrijwillig engagement in de buurt.