Bij gedeeld gebruik wordt de relatie tussen het gebouw en de functie echter losgelaten, en kan één gebouw gebruikt worden voor een breed gamma aan functies. Dat is heel wat complexer, en onze administratieve kaders zijn hier niet op voorzien.
Onder meer omwille van deze reden worden gedeelde ruimte initiatieven geconfronteerd met vaak lastige administratieve uitdagingen. De bestaande administratieve kaders zullen dus moeten worden herdacht, maar dat vraagt tijd. Op korte termijn kan een goede ondersteuning op maat echter al een deel van de nood lenigen.
Een vaak aangehaalde drempel bij het delen van ruimte heeft te maken met de vraag wie verantwoordelijk of aansprakelijk is als er iets misloopt.
Concreet gaat het om vragen zoals
Hoewel aansprakelijkheid zeer vaak als drempel wordt aangehaald zijn er voldoende voorbeelden die aantonen dat het delen van ruimte perfect mogelijk is zonder grote risico’s te nemen. Laat je dus vooral niet afschrikken, maar gebruik je gezond verstand en sluit de nodige verzekeringen af.
Bovendien lost een goede verzekering niet alles op. Een verzekering betaalt enkel een schadevergoeding uit, maar zorgt niet dat schade vermeden wordt of daadwerkelijk hersteld wordt eens ze zich voordoet.
De praktische beslommeringen die komen kijken bij het vermijden of herstellen van schade zijn vaak een grotere drempel voor gedeeld gebruik dan het aansprakelijkheids- en verzekeringsprobleem. Ook hier bestaan echter slimme oplossingen voor. Meer hierover vind je hier (link toevoegen naar paragraaf over afspraken maken over onderhoud en herstellingen).
In juridische termen betekent aansprakelijkheid ‘het gebonden zijn aan de rechtsgevolgen van om het even welke daad, nalatigheid of onvoorzichtigheid’. In gewone mensentaal betekent aansprakelijkheid dat je verantwoordelijk bent voor je daden en dat je de gevolgen ervan moet dragen.
Er zijn twee soorten aansprakelijkheid: de strafrechtelijke en de burgerrechtelijke aansprakelijkheid. Op Jeugdwerkregels vind je meer informatie.
Strafrecht gaat over regels die, als ze niet nagevolgd worden, bestraft worden. Een strafrechtelijke fout is dus een fout waarmee je een inbreuk op de wet begaat. Zo ben je strafrechtelijk aansprakelijk als je een misdrijf pleegt.
Dat je schuldig bent aan het niet nakomen van de regel moet bewezen worden: geen straf zonder schuld.
Nuttig om te weten is dat je als organisatie niet strafrechtelijk aansprakelijk bent voor een misdrijf dat wordt gepleegd door een vrijwilliger of lid van de organisatie. Voor strafrechtelijke fouten kan je geen verzekering afsluiten.
De burgerrechtelijke aansprakelijkheid regelt de verhoudingen tussen burgers onderling. Volgens de wet ben je burgerrechtelijk aansprakelijk als een derde persoon schade lijdt ten gevolge van een al dan niet opzettelijke fout die je maakte. Er is sprake van een fout wanneer, in een identieke situatie, een normaal voorzichtig en toegewijd persoon niet op die manier zou gehandeld hebben. Een vergissing die eigenlijk iedereen die voldoende voorbereid en afgewogen te werk gaat zou maken, is dus geen fout.
Je wordt dus verwacht te handelen als een goede huisvader. Zo is de eigenaar van een gebouw aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een instorting van het gebouw, wanneer deze te wijten is aan een verzuim aan onderhoud of door een gebrek in het gebouw. Als er sprake is van een uitbater die het pand huurt van de eigenaar en doorverhuurt of ter beschikking stelt aan anderen, dan is het mogelijk dat die uitbater (ook) aansprakelijk blijkt te zijn, bijvoorbeeld wegens gebrek aan onderhoud.
In dat geval is het nog steeds de eigenaar die de schade zal moeten vergoeden aan het slachtoffer. Dat komt omdat de eigenaar steeds vermoedelijk aansprakelijk is. Alleen zal in het geval dat de uitbater aansprakelijk is, zijn aansprakelijkheidsverzekering een belangrijk deel van de schade moeten terugbetalen aan de verzekeraar van de eigenaar, in het kader van de huuraansprakelijkheid (zie hier voor meer informatie).
In principe ben je alleen aansprakelijk voor de schade die je door je eigen fout aan een ander hebt veroorzaakt. Soms echter kan je ook aansprakelijk gesteld worden voor fouten van anderen. Ouders en begeleiders zijn in principe aansprakelijk voor de schade die kinderen onder hun hoede veroorzaken aan anderen. Ook organisaties kunnen aansprakelijk zijn.
Zo is (sinds 2007) een organisatie aansprakelijk voor de schade die een vrijwilliger van de organisatie berokkent aan een derde bij het verrichten van het vrijwilligerswerk (meer informatie vind je hier). Ben je burgerrechtelijk aansprakelijk, dan zal je een schadevergoeding moeten betalen aan het slachtoffer. In vele gevallen kan je je hier echter tegen indekken via een verzekering.
Het verzekeren van een gedeelde ruimte initiatief is niet vanzelfsprekend
“We hebben een bijzondere uitgebreide polis, want we doen hier heel veel verschillende soorten activiteiten: gevechtsport, een café, een weggeefmarkt met tweeduizend mensen,... Voor een verzekeraar is dat even slikken. Die polis is niet onaanzienlijk” (Sven De Bondt, Matexi, over de tijdelijk invulling op de Tupperwaresite in Aalst).
Kortom, het verzekerd krijgen van een gedeeld ruimte initiatief is een ingewikkeld kluwen. Dat heeft als gevolg dat
Enkele aandachtspunten bij het afsluiten van verzekeringen bij gedeeld gebruik
Op Jeugdlokalen vind je meer nuttige tips.
Sinds 2007 zijn verenigingen met rechtspersoonlijkheid (vzw’s, publieke rechtspersonen,…) en feitelijke verenigingen die personeel tewerkstellen verplicht een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering (voor vrijwilligers) te hebben. Maar ook feitelijke verenigingen die niet verplicht zijn deze verzekering af te sluiten zorgen best voor een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering, zeker wanneer zij betrokken zijn bij gedeeld gebruik.
Via deze verzekering ben je als organisatie verzekerd voor de schade die een vrijwilliger of lid van je organisatie berokkent aan een derde bij het verrichten van het vrijwilligerswerk of in het kader van de activiteiten van je organisatie. Het gaat zowel om materiële schade (bijvoorbeeld aan de infrastructuur) als lichamelijk letsel (bijvoorbeeld door een gebrek aan je infrastructuur).
Een standaardpolis burgerlijke aansprakelijkheid zal enkel de normale activiteiten van de organisatie verzekeren. Als een school of jeugdvereniging haar infrastructuur openstelt, zullen daar ook activiteiten doorgaan die niet onder de normale school- of jeugdwerkactiviteiten vallen, en dus niet gedekt worden door de standaard verzekeringspolis van de school of de vereniging.
Daarom sluit bij gedeeld gebruik zowel de organisatie die de ruimte ter beschikking stelt als elke organisatie die medegebruiker is best een eigen verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af. Je neemt deze verplichting best ook op in de overeenkomst voor het gebruik van de infrastructuur (huurovereenkomst, gebruiksovereenkomst,…).
Niet wettelijk verplicht, maar een absolute must. Deze verzekering dekt de schade aan een gebouw ten gevolge van brand (en vaak ook ten gevolge van andere zaken zoals storm of water). Zowel de eigenaar als de gebruikers (huurders,…) kunnen aansprakelijk zijn bij brand, dus het is van groot belang dat zij allen een goede brandverzekering afsluiten. Bij gelijktijdig gedeeld gebruik is het bijvoorbeeld mogelijk dat verschillende gebruikers een aparte brandverzekering afsluiten voor de delen van het gebouw die zij gebruiken.
De eigenaar of verhuurder kan in zijn brandverzekering echter ook een clausule ‘afstand van verhaal’ laten opnemen. Dat betekent dat hij of zij in geval van schade door brand de kosten niet zal doorrekenen aan de huurders of gebruikers. In dat geval moet je als gebruiker dus geen brandverzekering afsluiten. Check als gebruiker zeker of die ‘afstand van verhaal’ ook in het huurcontract en in het verzekeringscontract van de eigenaar of verhuurder staat.
Wanneer je organisatie – occasioneel of regelmatig – lokalen of (gedeelten van) gebouwen ter beschikking stelt van andere organisaties is de clausule ‘afstand van verhaal’ dus heel nuttig. Die clausule verzwaart de premiekosten vaak behoorlijk – het lijkt dan ook terecht om minstens die kosten door te rekenen op je ‘onderhuurders’.
Klein artikel van maken?
Wat meer uitleg bij afstand van verhaal: als de verhuurder afstand van verhaal uitoefent op de huurder, zal de verhuurder zich bij een schadegeval waarvoor de huurder aansprakelijk is, niet tegen hem of haar keren. Met andere woorden: als jij als huurder schade aanricht en er is in het huurcontract ‘afstand van verhaal’ opgenomen, dan word je als huurder niet aansprakelijk gesteld. De verzekering zal de schade vergoeden aan de verhuurder. Om die ‘afstand van verhaal’ op te nemen in het huurcontract zal de verhuurder meestal een extra premie moeten betalen aan zijn of haar makelaar (bij sommige verzekeraars is dat echter niet zo). De verhuurder kiest zelf om dat al dan niet door te rekenen aan de huurder. Opgelet: afstand van verhaal moet vermeld worden in het huurcontract en schriftelijk bevestigd worden door de verzekeraar van de verhuurder. Pas goed op: soms is er sprake van een maximumbedrag in een regeling met afstand van verhaal. Dat houdt in dat bij schade hoger dan die waarvoor afstand van verhaal gedaan werd de huurder toch aansprakelijk gesteld kan worden! Het komt ook voor dat er een vrijstelling (‘franchise’) voorzien is. Dat is het bedrag dat je zelf moet betalen voor de verzekering de rest bijpast. Soms kan dat bedrag zelfs vrij hoog zijn (bijvoorbeeld € 20 000). Je dekt je dan het beste in tegen dat risico. Bron: Brochure Jeugdlokalen en overeenkomsten. De Ambrassade, 2017
De objectieve aansprakelijkheidsverzekering voor brand en ontploffing is een verplichte verzekering wanneer je als vereniging gebouwen gebruikt (huurt, leaset, in eigendom hebt) die toegankelijk zijn voor leden, medewerkers en/of publiek, of wanneer je activiteiten ontplooit in de publieke ruimte waarbij mogelijk brand- en ontploffingsgevaar is.
Anders dan de gewone brandverzekering dekt deze verzekering de lichamelijke en stoffelijke schade die bezoekers van een publiek toegankelijke plaats oplopen ten gevolge van een brand of ontploffing.
De verzekering moet worden afgesloten door degene die het gebouw exploiteert. Soms, wanneer je bijvoorbeeld een gebouw van de gemeente betrekt, heeft die al zo’n verzekering genomen. Soms legt de huurovereenkomst dit op aan de huurder-organisatie. Het is dus van groot belang dat je nagaat of dit risico voldoende is gedekt door je verzekering of die van een andere partij.
Specifiek voor jeugdwerk geldt in sommige gevallen een vrijstelling: als je als jeugdbeweging je lokaal enkel gebruikt voor de eigen werking, of als je verhuurt aan ander jeugdwerk, is het niet nodig om deze verzekering af te sluiten. Hou je fuiven of een spaghettislag, of verhuur je aan niet-jeugdwerk, dan is die verzekering wel verplicht. Ook jeugdhuizen (groter dan 50 m²) moeten verplicht een objectieve aansprakelijkheidsverzekering voor brand en ontploffing afsluiten.
Bij gedeeld gebruik mag je er vanuit gaan dat een objectieve aansprakelijkheidsverzekering voor brand en ontploffing nodig is. In principe wordt deze afgesloten door de uitbater van het gebouw.
Basisinformatie over verzekeringen vind je op ABCverzekering, een initiatief van Assuralia, de beroepsvereniging van de verzekeringsondernemingen.
Een overzicht van verplichte en nuttige verzekeringen voor verenigingen vind je op Scwitch. Verenigingen kunnen hier eveneens (tegen betaling, maar soms ook gratis) terecht voor ondersteuning op maat.
Organiseer je soms events, check dan zeker Fuifpunt.
Scholen vinden meer informatie over verzekeringen in functie van gedeeld gebruik op Slimgedeeld.
Gedeeld gebruik brengt vaak extra kosten met zich mee. De zoektocht naar middelen om die kosten te dekken blijkt voor vele gedeelde ruimte initiatieven niet evident.
In wat volgt gaan we wat dieper in op de kosten voor gedeeld gebruik, en de mogelijke inkomsten waarop gedeelde ruimte initiatieven beroep kunnen doen.
Hoewel het delen van ruimte vaak gepromoot wordt als een vorm van besparing (in de eerste plaats op infrastructuur), brengt het ook heel wat extra kosten met zich mee
In sommige gevallen kan dit tot complexe rekenoefeningen leiden, en betekent gedeeld ruimtegebruik niet altijd een besparing. Volgens Sven De Bondt, projectontwikkelaar en beheerder van de Tupperwaresite, was de grootste kost voor de tijdelijke invulling op deze plek het administratief en juridisch in orde brengen van de verouderde infrastructuur: “Om een sloopsubsidie te krijgen moet je kunnen aantonen dat je gebouw op de leegstandslijst staat.
Je moet uitkijken dat dit soort gratis kosteloos ter beschikking stellen voor tijdelijk gebruik je status op die lijst niet in gedrang brengt. Voor je het weet krijg je die sloopsubsidie niet. Een ander probleem is de onroerende voorheffing. Wij slopen het hier nu niet omdat we het fijn vinden dat het gebruikt wordt, maar dat betekent wel dat we er jaarlijks € 30.000 onroerende voorheffing op betalen. Dat zijn toch zaken … Enfin het is niet onmogelijk en het is niet problematisch maar ik kaart het toch wel aan. Als je het allemaal bij elkaar zet is het wel een complexe rekenoefening en komt er wel heel wat bij kijken”.
Organisaties betrokken bij gedeelde ruimte initiatieven zullen in verschillende gevallen belastingen moeten betalen. Welke belastingen je moet betalen hangt af van de aard van je organisatie of de activiteiten, de omzet die je draait.
Hieronder volgt een overzicht van belastingen die organisaties betrokken bij gedeeld gebruik mogelijk moeten betalen
Bij gedeeld ruimtegebruik is het mogelijk dat zowel van belasting vrijgestelde als niet-vrijgestelde activiteiten plaatsvinden in één ruimte. Dat maakt het niet altijd eenvoudig om te bepalen wie welke belastingen moet betalen.
Een bijzonder geval is de onroerende voorheffing, een gewestbelasting op het inkomen uit gronden en gebouwen. Sommige gebouwen en gronden zijn hiervan vrijgesteld, bijvoorbeeld erkende bossen, monumenten, gebouwen gebruikt voor onderwijs, openbare erediensten, hospitalen en rusthuizen, en gebouwen gebruikt door erkende jeugdwerkorganisaties, jeugdverblijfcentra, of sportverenigingen. Meer informatie vind je op de website van de Vlaamse Belastingdienst of op Slimgedeeld.
Bij gedeeld gebruik is het echter mogelijk dat ook niet van onroerende voorheffing vrijgestelde activiteiten plaatsvinden in het gebouw. De vrijstelling van onroerende voorheffing komt dan niet in het gedrang zolang
Voor een lokaal dat de school niet zelf gebruikt, maar permanent verhuurt aan een commerciële organisatie bijvoorbeeld, zal onroerende voorheffing betaald moeten worden.
Wanneer een gedeelde infrastructuur zowel activiteiten huisvest die vrijgesteld zijn van onroerende voorheffing als activiteiten die niet zijn vrijgesteld kan dit een ingewikkeld administratief kluwen worden, en bijgevolg een drempel voor gedeeld gebruik.
Er zijn verschillende mogelijkheden voor gedeelde ruimte initiatieven om de kosten te drukken
“Bijna alles op Alleedukaai is recuperatiemateriaal, zelf gemaakt met veel goede wil en creatief aangepakt. Omdat we dat zelf leuk vinden, maar ook om te tonen dat het kan. Dat je niet heel veel geld nodig hebt om iets te doen en te realiseren. Dat is een boodschap die we wel willen overkrijgen.” (Pepijn Kennis, coördinator Toestand)
Verschillende gedeelde ruimte initiatieven in de Rabot wijk in Gent (zoals De Site en de Mandala school) maken bijvoorbeeld gebruik van Torekes als alternatieve munt om hun vrijwilligers te belonen.
Om je gedeelde ruimte initiatief te bekostigen kan je gebruik maken van heel wat verschillende inkomstenbronnen, waaronder
Uiteraard kan je verschillende inkomstenbronnen met elkaar combineren.
Het pop upparkje Canal Park Bxl werd gefinancierd door een crowdfunding project via het online platform Growfunding.be.
Subsidies zijn misschien wel de belangrijkste inkomstenbron voor gedeelde ruimte initiatieven.
Je kan een beroep doen op
De meeste subsidiemechanismen zijn jammer genoeg niet aangepast aan gedeeld ruimtegebruik. Heel wat subsidies – zowel voor infrastructuur als voor werkingsmiddelen – zijn sectoraal georganiseerd. Zo worden Vlaamse infrastructuursubsidies voor jeugd en cultuur uitgereikt door het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI), voor onderwijs door het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION), voor zorginfrastructuur (o.a. kinderopvang) door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA), voor sportinfrastructuur door Sport Vlaanderen.
Hetzelfde geldt voor de structurele subsidiëring van organisaties, met aparte subsidies voor jeugdwerk, sportverenigingen, sociaal-cultureel volwassenenwerk, professionele kunstenorganisaties. Ook op lokaal niveau is dit vaak het geval. Door haar sector overschrijdende karakter past gedeeld ruimtegebruik vaak niet binnen dit strakke subsidiekader. Een gedeelde loods is bijvoorbeeld noch jeugdlokaal, noch cultuurhuis, noch sporthal en tegelijkertijd al die zaken tegelijkertijd.
Dat maakt het niet evident om infrastructuursubsidies aan te vragen. Meestal bevatten deze subsidielijnen bovendien voorwaarden die stipuleren dat het gebouw in hoofdzaak gebruikt moet worden voor het doel waarvoor het gesubsidieerd wordt, en ontraden zij dus het gedeeld gebruik van het gebouw.
Omwille van gelijkaardige redenen is het voor intermediaire organisaties met als core business het delen van ruimte erg moeilijk om structurele werkingssubsidies te krijgen. Er bestaan namelijk geen aparte subsidielijnen voor “plekwerk”.
VZW Cultureghem stelt de marktsite van De Abattoir in Anderlecht open voor de buurt. Deze organisatie haalt haar financiële middelen “een beetje via AB Inbev (Koning Boudewijnstichting), een beetje via de Vlaamse Overheid (impulsfonds).
Beide zijn echter maar voor drie jaar. Daarna zal het moeilijker worden. We zitten namelijk niet in één domein, we vertrekken vanuit een plek en niet vanuit een doelgroep of een activiteit.
We hebben een extra administratieve kracht moeten aannemen om de subsidiepuzzel te kunnen maken.” (Eva De Baerdemaeker, Cultureghem)
Als gedeelde ruimte initiatieven toch in aanmerking komen voor bepaalde subsidies, dan gaat het vaak over projectsubsidies of tijdelijke subsidies (bijvoorbeeld subsidies experimenteel jeugdwerk, subsidies in het kader van het stedenfonds ). Zulke projectsubsidies zijn uitermate geschikt om beginnende initiatieven op weg te helpen (al komt de timing van de subsidie niet altijd overeen met de timing van het initiatief).
Het probleem is dat ook gevestigde initiatieven of intermediaire organisaties die een duurzame werking willen opbouwen vaak niet anders kunnen dan terugvallen op tijdelijke projectsubsidies. Hou er ook rekening mee dat het aanvragen en/of verantwoorden van subsidies vaak hoogdrempelig is, veel administratie en rapportering vraagt, en erg arbeidsintensief is.
Al zijn er – vooral voor projecten en op lokaal niveau – voorbeelden die het tegendeel bewijzen.
Er bestaan verschillende goede voorbeelden van subsidies die wel geschikt zijn voor gedeeld gebruik, vooral op gemeentelijk niveau en op vlak van infrastructuursubsidies.
Lokale besturen op zoek naar manieren om gedeeld ruimtegebruik in hun gemeente te stimuleren vinden zeker inspiratie in onderstaande voorbeelden:
“De omvang van de stedelijke subsidie én het subsidiebedrag kan worden opgetrokken tot maximum 95 % [normaal gezien 50 %] van de kostprijs en max. 160.000,00 EUR (incl. btw) [normaal gezien 80.000,00 EUR] indien de infrastructuur een duidelijke polyvalente functie en uitstraling heeft. Dit betekent dat het gebouw efficiënt en intensief gebruikt wordt door min. vier onafhankelijke verenigingen en dat het gebouw betekenisvol moet zijn voor de bredere buurt”.
Bovendien kan nog een extra subsidiebedrag worden toegekend “voor investeringen die leiden tot een combinatie van functies in het gebouw. Bedoeld wordt een samenwerking tussen verschillende types onafhankelijke verenigingen/disciplines/sectoren die voorheen op verschillende plekken zaten en door de verbouwing lokalen delen, gebouw samen en efficiënter gebruiken”.
Binnen dit subsidiereglement is er ook aandacht voor het intersectorale karakter van gedeelde infrastructuur: “Dit subsidiereglement past in een breder stedelijk beleid waarbij gemeenschapsinfrastructuur intersectoraler en dus efficiënter kan gebruikt worden.
In die zin zullen aanvraagdossiers uit alle sectoren (sport, kinderopvang, jeugd, cultuur) stadsbreed ambtelijk geadviseerd worden waarbij de beleidsaccenten richtinggevend zijn om een prioritering van de aanvraagdossiers op te maken”.
Subsidies of projectoproepen zijn niet de enige manier waarop de overheid ondersteuning kan bieden aan gedeelde ruimte initiatieven. Het kan ook gaan om
Stel je (een deel van) je gebouw open voor gedeeld gebruik, dan kan je daar al of niet een huurprijs of een vergoeding voor vragen. Daarbij zijn er verschillende mogelijkheden. Die verschillende mogelijkheden kan je ook combineren door verschillende tarieven te vragen naargelang de gebruiker:
De tijdelijke invulling Alleedukaai in Brussel werkt met een systeem van vrije bijdrage: iedereen betaalt naargelang zijn of haar mogelijkheden voor het gebruik van de infrastructuur. Organisaties die activiteiten organiseren op Alleedukaai mogen aan hun deelnemers geen vast inschrijvingsgeld vragen, maar zijn eveneens verplicht te werken met het systeem van vrije bijdrage.
Vzw Vonk stelt ateliers ter beschikking aan beginnende kunstenaars in Hasselt en Genk. Vonk haalt haar middelen uit de verhuur van de ateliers, maar daarbij wordt de huurprijs bewust laag gehouden. Dat is mogelijk omdat de vzw haar ruimtes gratis ter beschikking krijgt van de steden.
De retributie die de meeste aanbieders van zalen in de Antwerpse zaalzoeker krijgen van de gebruikers is niet voldoende om de kosten voor het gedeeld gebruik te dekken.
De volledige kost doorrekenen aan de gebruiker is echter niet mogelijk, want dan wordt het te duur, en stopt het verhaal van gedeeld gebruik (Interview met Robert Kaerts, Zaalzoeker Antwerpen)
Werken met inkomsten en uitgaven vereist ook een vorm van financieel beheer, zoals het bijhouden van een boekhouding, het opstellen van een begroting, jaarrekening, business plan,… Voor startende organisaties of initiatieven die volledig op vrijwilligers draaien is dat niet evident.
Wat moet dat kosten? Dat is uiteraard voor alle betrokken partijen een belangrijke vraag. Hoe kan u een billijke kostprijs berekenen? Waarmee kan u zoal rekening houden? Hanteert u één of verschillende tarieven? Hierbij geven we enkele tips en mogelijkheden die we op het terrein vonden.
De berekening van de kostprijs kan op basis van volgende parameters
Bij gedeeld gebruik van een ruimte wordt best een duidelijke overeenkomst afgesloten tussen de aanbieder van de ruimte (vaak de eigenaar) en de gebruikers. Verschillende overeenkomsten zijn mogelijk naargelang de aard van het gedeeld gebruik. Onafhankelijk van welk contract je afsluit, kies je best voor een schriftelijke overeenkomst. Een mondelinge overeenkomst biedt namelijk heel wat minder zekerheid! Bewaar je overeenkomsten (en andere belangrijke papieren, zoals verzekeringspolissen) steeds goed, en zorg dat ze niet verloren gaan bij een wissel in het bestuur van je organisatie.
Zorg ook steeds voor een evenwichtig contract, met evenredige rechten en plichten voor de verschillende betrokken partijen. Er zijn heel wat voorbeelden – zowel van gedeeld als tijdelijk gebruik – waarbij aan de gebruiker een wurgcontract wordt opgedrongen met onhoudbare voorwaarden, onmogelijke opzegtermijnen … Vraag indien nodig professionele hulp. Je kan bijvoorbeeld bij een notaris terecht voor onpartijdig advies over overeenkomsten. Hij of zij helpt ook bij het voorkomen en/of oplossen van conflicten. Het eerste bezoek bij een notaris is gratis.
Hieronder geven we een overzicht van mogelijke overeenkomsten, met enkele aandachtspunten voor gedeeld gebruik.
Behalve onderstaande overeenkomsten wordt er vaak ook een huishoudelijk reglement opgesteld. Het huishoudelijk reglement is een verzameling ‘huisregels’ waaraan de gebruikers zich moeten houden. In de overeenkomst kan je verwijzen naar dit huishoudelijk reglement (en dit ook als bijlage toevoegen), waardoor het deel uitmaakt van de overeenkomst.
Voor meer informatie verwijzen we naar jeugdlokalen.be, en de brochure Jeugdlokalen en overeenkomsten, waar je een gedetailleerde en heldere uitleg vindt over de meeste van deze overeenkomsten. Je vindt hier ook een aantal modelcontracten.
Het huurcontract is de standaard overeenkomst om het tijdelijk genot van een bepaald goed tegen betaling te verlenen aan een andere partij. Huren kan zowel voor korte als middellange termijn. Bij gedeeld gebruik in de vrije tijdssfeer zal het bijna steeds gaan om het gemeen huurrecht (daarnaast zijn er nog drie specifieke huurregimes namelijk woninghuur, handelshuur en pacht).
Het gemeen huurrecht is grotendeels aanvullend recht. Dat wil zeggen dat je heel wat aspecten in je huurcontract zelf kan regelen en dat je vrij van het gemeen huurrecht mag afwijken (bij woninghuur, handelshuur of pacht is dat niet zo, daar gelden vaste regels over huur- en opzegtermijnen bijvoorbeeld). Het voordeel van een huurcontract is dat het zowel aan de huurder als de verhuurder de nodige zekerheid biedt.
Zo bepaalt de wet welke rechten en plichten de huurder en de verhuurder hebben, bijvoorbeeld met betrekking tot herstellingen en onderhoud, toegang tot het gebouw, verzekeringen,… en mag de verhuurder de huurprijs niet zo maar wijzigen.
Een huurovereenkomst moet zeker de volgende elementen bevatten:
Met betrekking tot onderhoud en herstellingen hebben zowel verhuurder als huurder een aantal rechten en plichten. Met betrekking tot onderhoud en herstellingen hebben zowel verhuurder als huurder een aantal rechten en plichten.
De huurder heeft daarbij de plicht de verhuurder op de hoogte te brengen van gebreken aan de ruimte, en de verhuurder te vragen de werken uit te voeren. Of het gaat om dringende of niet-dringende herstellingen is niet belangrijk.
Als huurder moet je ook kleine herstellingswerken doen of laten uitvoeren om het gebouw in orde te houden. Je moet het goed immers in de oorspronkelijke staat teruggeven bij het einde van de overeenkomst. Ook werken die door je eigen fout (of door iemand van je vereniging) noodzakelijk zijn geworden, moet je zelf (laten) uitvoeren. Als huurder moet je de verhuurder tijdig op de hoogte brengen als je zoiets doet.
De huurder moet onder meer de herstelling uitvoeren van:
Om zeker te zijn welke werken je mag uitvoeren, laat je die het beste in de huurovereenkomst beschrijven. De wet voorziet voor dat thema immers geen regels. Staan ze er niet in, vraag dan voor de uitvoering van de werken de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de verhuurder.
Die schriftelijke toestemming is ook belangrijk bij het beëindigen van het contract. Het is namelijk zo dat de verhuurder kan eisen dat gedane werkzaamheden weer ongedaan worden gemaakt als je die werken als huurder niet mocht uitvoeren.
Een huurovereenkomst voor onbepaalde duur (en een mondelinge huurovereenkomst) wordt geacht aangegaan te zijn per maand. De opzegtermijn bedraagt hier zowel voor huurder als verhuurder één maand. In de huurovereenkomst kunnen andere (duidelijke) afspraken over de opzegtermijn opgenomen worden: andere termijnen, verschillende termijnen voor huurder en verhuurder, eventueel met schadevergoedingen bij niet-naleving van de afspraken.
Een schriftelijke overeenkomst van bepaalde duur eindigt wanneer de bepaalde tijd verstreken is, zonder dat er een opzegging nodig is, tenzij die uitdrukkelijk in de overeenkomst voorzien werd. Een vervroegde opzegging – zelfs voor eigen gebruik – is hier niet mogelijk, tenzij het anders wordt bepaald in de overeenkomst. Blijft de huurder na beëindiging van de contractuele duur toch het goed gebruiken, zonder verzet van de verhuurder, dan is er stilzwijgende verlenging van huur tegen dezelfde voorwaarden (ook qua duur) als in de oorspronkelijke huurovereenkomst.
Ook wat dat betreft zijn de partijen vrij om contractueel iets anders overeen te komen. Een huurovereenkomst kan op verschillende manieren beëindigd worden. Dat kan heel normaal gebeuren omdat er in het contract een termijn werd aangeven (contract van bepaalde duur).
De overeenkomst kan ook beëindigd worden als huurder of verhuurder de overeenkomst willen opzeggen (contract van onbepaalde duur of bepaalde duur als dat werd opgenomen in de overeenkomst). Andere redenen voor beëindiging zijn dat een van beide partijen in gebreke blijft, brand, verkoop (als het contract niet werd geregistreerd), overmacht, enzovoort.
In een gebruiksovereenkomst leggen eigenaar en gebruiker vast aan welke voorwaarden de gebruiker moet voldoen om kosteloos gebruik te kunnen maken van een pand. Dat soort overeenkomst wordt ook wel bruikleen genoemd. De uitlener van het pand blijft namelijk wel nog altijd de eigenaar, ook tijdens de gebruiksovereenkomst. Het grote voordeel van deze overeenkomst is dat ze gratis is. Een groot nadeel is dan weer dat die overeenkomst niet dezelfde rechten van de gebruiker en plichten van de eigenaar biedt die bijvoorbeeld een huurcontract wel duidelijk heeft.
Gebruiksovereenkomsten worden vaak gebruikt bij gedeeld gebruik, bijvoorbeeld wanneer een organisatie een bepaalde ruimte wekelijks mag gebruiken op een vaste avond, of eenmalig voor een dag of gedurende een vakantieperiode.
Bij een gebruiksovereenkomst mag de gebruiker de infrastructuur voor een bepaalde termijn gratis gebruiken. In een gebruiksovereenkomst is het dus niet mogelijk om een huurprijs te vragen. Wel kan de eigenaar een gebruiksvergoeding of retributie vragen, waarbinnen onder meer kosten voor energie en water verrekend zijn. De gebruiksovereenkomst legt maar minimale voorwaarden op. Het is eerder een beschrijving van enkele regels en richtlijnen die je moet volgen bij het gebruik van het onroerend goed. In die zin staan in een gebruiksovereenkomst vaak bepalingen die je zou verwachten in een huishoudelijk reglement. Bij een gebruiksovereenkomst is de eigenaar verplicht alle kosten op zich te nemen die noodzakelijk zijn voor het behoud van het pand. Het gaat vooral om uitgaven die gemaakt moeten worden omdat het pand anders niet gebruikt kan worden voor de bestemming ervan.
Kosten voor water- en energieverbruik mogen echter wel aangerekend worden aan de gebruiker. Van de gebruiker wordt verwacht dat die zich zal gedragen als ‘goede huisvader’. Als de gebruiker door eigen schade de waarde van het pand doet verminderen, dan zal hij of zij daarvoor moeten opdraaien. Je kan zowel een gebruiksovereenkomst van bepaalde duur afsluiten als voor een onbepaalde termijn. In het eerste geval moet je rekening houden met de opzegtermijn als je de overeenkomst wil opzeggen, in het tweede geval kan je de overeenkomst gelijk wanneer opzeggen.
Verder kan een gebruiksovereenkomst verlengd worden, tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn bij de opmaak ervan. Op Slimgedeeld vind je een lijst met items die je kan opnemen in een gebruiksovereenkomst. Je vindt er ook een aantal voorbeeldcontracten. Meer informatie vind je op Jeugdlokalen.
Een bezetting ter bede mag enkel worden afgesloten om een tijdelijke situatie te overbruggen, zoals:
Kenmerkend aan deze tijdelijke situaties is dat de eigenaar plots en snel (vaak onverwacht) weer zal willen beschikken over het goed. Deze tijdelijke situatie mag echter niet te lang duren volgens de rechtspraak. Het is daarbij van belang in het contract duidelijk te vermelden welke tijdelijke situatie de aanleiding was voor de bezetting ter bede. Er moet met andere woorden een reden zijn waarom er slechts een precair gebruik wordt toegestaan.
Bij een bezetting ter bede is het dus mogelijk om te werken zonder opzegtermijn, waarbij het contract ten allen tijde en onmiddellijk kan worden opgezegd door de verschillende partijen. Dat biedt uiteraard erg weinig rechtszekerheid aan de gebruiker (en de eigenaar). Daarom is het aan te raden – in de mate van het mogelijke – toch een opzegtermijn op te nemen in een bezettingsovereenkomst.
Een bezettingsovereenkomst mag zeker niet gebruikt worden om de dwingende wettelijke regels inzake pacht-, handels- en woninghuur te ontwijken.
In een bezettingscontract kunnen onder meer volgende zaken geregeld worden:
Een voorbeeldcontract voor een bezettingsovereenkomst bij het gedeeld gebruiken van een kerkgebouw in afwachting van een herbestemming vind je bij het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur.
Sinds 2016 bestaat er in het Vlaamse Gewest een aparte wetgeving voor de huur van een pand in het kader van een pop up, namelijk de huur van korte duur voor handel en ambacht. Deze wetgeving regelt de korte termijn huur (voor een periode van maximum één jaar) van onroerende goederen voor handels- of ambachtelijke activiteiten waarbij er rechtstreeks contact is met het publiek.
Ook bij koop van een gebouw of terrein is gedeeld gebruik mogelijk. Enerzijds kan je een goed dat je gekocht hebt in eigen beheer delen met andere organisaties of personen. Dan is het aan jou om na te denken over welke overeenkomst je zal sluiten met de medegebruikers. Anderzijds is het ook mogelijk om samen met andere verenigingen of personen een gebouw aan te kopen.
In dat geval moet je samen een vzw oprichten en goede afspraken maken. Ook bij erfpacht en recht van opstal kan je als erfpachter of opstalhouder de infrastructuur in eigen beheer delen met andere gebruikers (bijvoorbeeld via huur of bruikleen). Het is eveneens mogelijk om een erfpacht of recht van opstal met meer dan twee partijen af te sluiten.
In de overeenkomst staat dan beschreven wie over welk deel van het goed kan beschikken. Erfpacht is een soort huurcontract op lange termijn (tussen 27 en 99) waarbij je als erfpachter de grond en de gebouwen beheert als was je zelf eigenaar.
Een recht van opstal is een bijzonder tijdelijk zakelijk recht om gebouwen of beplantingen in eigendom te hebben op andermans grond gedurende een periode van maximaal 50 jaar (een minimumtermijn is niet voorzien). Als opstalhouder ben je dus eigenaar van de gebouwen (en beplantingen) op andermans grond. De grond blijft wel eigendom van de eigenaar.
Indien een (lokale) overheid een ruimte ter beschikking wil stellen voor een gedeelde of tijdelijke invulling, dan kan zij daarbij gebruik maken van huur- of gebruiksovereenkomsten bijvoorbeeld. In een aantal gevallen zal de overheid echter ook een aantal inhoudelijke criteria willen vastleggen voor de gedeelde invulling (bereiken van bepaalde doelgroepen, minimale openingsuren van het initiatief,…) om zo bepaalde beleidsdoelstellingen te realiseren. In zulke gevallen kan de overheid ervoor kiezen om gebruik te maken van instrumenten zoals een projectoproep, een convenant, of een concessie.
Het grote gevaar bij zulke instrumenten is dat een initiatief het risico loopt haar infrastructuur te verliezen wanneer het niet meer voldoet aan de inhoudelijke voorwaarden van de overeenkomst. Zorg er dus zeker voor dat er geen onhaalbare of onmogelijke voorwaarden worden opgenomen in de overeenkomst.
De overheid kan bijvoorbeeld een concrete projectoproep of openbare aanbesteding uitschrijven voor een bepaalde site of locatie waarvoor zij een gedeeld of tijdelijk gebruik beoogt. Dit komt nog niet zo vaak voor. Leefmilieu Brussel schreef een projectoproep uit voor een “Incubateur d’occupation temporaire” op de Materialenkaai in Brussel, die werd binnengehaald door vzw Toestand. Via deze openbare aanbesteding werd niet enkel de infrastructuur ter beschikking gesteld, maar werden ook randvoorwaarden opgelegd voor het gebruik en over welk publiek er bereikt moet worden bijvoorbeeld.
Een convenant is een instrument van de overheid om bepaalde doelstellingen uit het beleid te bereiken. Een convenant is een (vrijwillige) overeenkomst tussen de betrokken partners, die afgesloten wordt om een vooraf omschreven resultaat te bereiken. Een convenant is een afsprakenkader waarin verduidelijkt wordt wat de betrokken partijen van elkaar mogen verwachten. Een convenant wordt gesloten voor een korte termijn, gewoonlijk jaarlijks.
Een langere termijn kan ook, maar in principe nooit langer dan de looptijd van de legislatuur. De grote valkuil van werken met een convenant is dat het gedeelde ruimte initiatief louter gebruikt wordt om beleidsdoelstellingen te bereiken, zonder te werken aan haar eigen doelstellingen. Daarenboven is er bij een convenant weinig rechtszekerheid, het is geen juridisch bindend akkoord. Het houdt namelijk geen resultaatsverbintenis in van de partijen, alleen een inspanningsverbintenis.
Een convenant wordt in de praktijk vaak gebruikt om aan bepaalde doelstellingen een gemeentelijk budget te koppelen. In feite is het geen goed idee om hier nog gebruiksrechten van een locatie aan te koppelen. Het is niet omdat een initiatief niet langer voldoet aan de voorwaarden van de convenant dat ze ook nog eens haar locatie moet verliezen. Bovendien zijn er verschillende voorbeelden van convenanten waarbij aan initiatieven zeer zware of zelfs onmogelijke voorwaarden worden opgelegd.
Een concessie is een administratieve overeenkomst, waarmee een overheid (een deel van het) openbaar domein ter beschikking stelt voor private ingebruikname. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de uitbating van een cafetaria in een gemeentelijk zwembad. Dat gebeurt onder het gezag van die overheid en met nakoming van de door haar bepaalde voorwaarden.
Concessies worden gewoonlijk gebruikt bij commerciële doeleinden en zijn dus niet het meest geschikte middel om als gemeente gebouwen ter beschikking te stellen voor maatschappelijke initiatieven. Als die formule toch gekozen wordt, dan moet je erover waken dat er in de overeenkomst duidelijk sprake is van een maatschappelijk en dus een niet-commercieel initiatief. In zulke gevallen zal de concessiehouder het gebouw niet aan derden mogen verhuren voor de organisatie van fuiven bijvoorbeeld.
Dan is er namelijk sprake van commerciële uitbating en moet de gemeente de marktconforme vergoeding voor de infrastructuur aanrekenen. In feite hadden ze dan de concessie pas kunnen gunnen na een voorafgaande oproep tot mededinging. Let wel, activiteiten die opbrengsten genereren ter verwezenlijking van het maatschappelijk doel van de organisatie, en georganiseerd door de organisatie, kunnen uiteraard wel.
De duurtijd van een concessie is wettelijk niet vastgelegd, maar bedraagt in de praktijk vaak 9 jaar. Een concessie kan vroegtijdig beëindigd worden als bijvoorbeeld niet meer aan de concessievoorwaarden voldaan wordt. In het andere geval kan de gemeente de concessie vroegtijdig beëindigen na het betalen van een eventuele schadeloosstelling als er grote investeringen gebeurden door de concessiehouder en als de overeenkomst dat bepaalt.
Eigen aan gedeeld gebruik is dat er steeds meerdere betrokken partijen zijn. Dat maakt het afsluiten van overeenkomsten soms wat complexer. Daarbij zijn er verschillende mogelijkheden:
Wanneer de verschillende medegebruikers elk een ander deel van het gebouw gebruiken of wanneer zij het gebouw op verschillende tijdstippen gebruiken, wordt best een afzonderlijk contract afgesloten tussen de eigenaar en elk van de medegebruikers apart. Een andere mogelijkheid is dat één van de gebruikers als hoofdhuurder optreedt, en aan de andere medegebruikers onderverhuurt (of andere vormen van het doorgeven van het gebruiksgenot van de ruimte wanneer het niet om huur gaat). Enkel wanneer verschillende gebruikers gezamenlijk gebruik maken van een gedeelde ruimte, sluit je best één contract af met alle gebruikers samen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een gedeeld atelier. Ook wanneer je samen een gebouw koopt zal je één gezamenlijke overeenkomst afsluiten. Voorbeeldcontracten in geval van meerdere huurders of gebruikers vind je op Jeugdlokalen.be.
Eigen aan gedeeld gebruik is dat er steeds meerdere betrokken partijen zijn. Dat maakt het afsluiten van overeenkomsten soms wat complexer. Daarbij zijn er verschillende mogelijkheden:
Maak steeds duidelijke afspraken over de rechten en plichten van de verschillende partijen:
Bij gedeeld gebruik is er al eens sprake van onderverhuring of huuroverdracht (of andere vormen van het doorgeven van het gebruiksgenot van de ruimte wanneer het niet om huur gaat), bijvoorbeeld wanneer een intermediaire organisatie de ruimte huurt en ter beschikking stelt aan andere organisaties of personen. In dat geval moeten er zowel contracten afgesloten worden tussen de eigenaar en de intermediaire organisatie en tussen de intermediair en de uiteindelijke gebruikers.
Ben je dit van plan, zorg dan zeker dat onderverhuring en huuroverdracht (of andere vormen van het doorgeven van het gebruiksgenot van de ruimte wanneer het niet om huur gaat) expliciet toegelaten worden in de overeenkomst tussen de eigenaar en de intermediaire organisatie.
Zeker bij tijdelijk gebruik is vaak vooraf niet duidelijk hoe lang de gebruiker de ruimte zal kunnen gebruiken. De duur van het tijdelijk gebruik wordt namelijk bepaald door externe factoren zoals het bekomen van de nodige vergunningen voor een definitieve bestemming, het afronden van een erfeniskwestie of een juridische procedure. Dat maakt het moeilijk of onmogelijk om een duidelijke duur of termijn op te nemen in de overeenkomst.
Voor de gebruikers is deze onduidelijke termijn waarbinnen zij de infrastructuur mogen gebruiken een belangrijke bron van onzekerheid, die het erg moeilijk maakt om verder dan op korte termijn te plannen. Probeer daarom in de mate van het mogelijke toch een termijn op te nemen in de overeenkomst waarbinnen de gebruiker of huurder zeker is van het gebruik van het gebouw. Zorg ook dat de opzegtermijn niet onmogelijk kort is, zodat de gebruikers voldoende tijd hebben om een alternatieve locatie te zoeken.
Een goede communicatie tussen de eigenaar en de gebruikers van de infrastructuur is daarbij van groot belang. Hou als eigenaar de gebruikers regelmatig op de hoogte van de evolutie van de processen en procedures die een invloed hebben op de duur van het gebruik, en pas de overeenkomst aan indien plots blijkt dat het allemaal wat langer zal duren dan aanvankelijk werd voorzien.
Het is sterk aan te raden om bij aanvang van de overeenkomst met de verschillende partijen samen een algemene en tegensprekelijke plaatsbeschrijving op te nemen in de overeenkomst. Die kan je dan vergelijken met een plaatsbeschrijving die op het einde van de overeenkomst opgemaakt wordt. Op die manier worden eventuele gebreken en/of beschadigingen geen bron van twisten. Als er in het begin geen plaatsbeschrijving gemaakt is, dan moet ervan uitgegaan worden dat de infrastructuur teruggegeven werd zoals je deze ontvangen hebt.
Gedeelde ruimtes bestaan uit meerdere delen en laten verschillende groepen tegelijkertijd toe. Beschrijf duidelijk welke delen gebruikt worden door de gebruiker met wie de overeenkomst wordt afgesloten en welke niet. Beschrijf ook de plaatsen voor gemeenschappelijk gebruik (toiletten, traphallen,…) als dusdanig. Voeg ook de buitenruimtes (speelterreinen, kampweiden,…) toe aan de plaatsbeschrijving (op voorwaarde dat de uitbater ook eigenaar is van die terreinen), en beschrijf wie deze mag gebruiken. Verder is het zinvol om de inboedel (tafels, stoelen, muziekinstallatie, enz.) te beschrijven als die ook wordt gebruikt.
Maak in je overeenkomst duidelijke afspraken over wie welke verzekeringen afsluit. Een interessante formule bij gedeeld gebruik is de clausule ‘afstand van verhaal’ waarbij de eigenaar in zijn of haar brandverzekering vastlegt dat bij schade door brand de kosten niet verhaald zullen worden op de gebruikers.
Of je nu een ruimte huurt, in bruikleen neemt, of koopt: hou rekening met de vastgelegde hoofdfunctie en bestemming van het gebouw of perceel. Er zijn heel wat mogelijkheden: wonen, detailhandel, industrie, verblijfsrecreatie, enzovoort.
Je mag immers niet zomaar om het even waar eender welke activiteit uitvoeren. Het is erg belangrijk dat je hiervan op de hoogte bent voor je een overeenkomst voor het onderkomen voor je organisatie tekent. Vraag na wat de mogelijkheden zijn in je gemeente.
Het wijzigen van de hoofdfunctie en zeker van de bestemming van een gebouw of perceel is geen eenvoudige procedure, en vereist steeds de voorafgaandelijke toestemming van de eigenaar.
Maak duidelijke afspraken over wie welke onderhoudstaken en herstellingen op zich neemt. Je kan daarbij het gemeen huurrecht als model nemen bijvoorbeeld.
Wie ruimte wil delen zal in een aantal gevallen één of meerdere vergunningen nodig hebben. Hieronder lijsten we de meest relevante vergunningen op, en verwijzen we je door naar verdere informatie. Op die manier willen we je helpen met het in orde brengen van de juiste vergunningen, aangezien dit voor heel wat gedeelde ruimte initiatieven niet duidelijk blijkt te zijn.
Hou zeker ook rekening met het feit dat aanvraagprocedures voor vergunningen lang en complex kunnen zijn. Vooral voor tijdelijke invullingen die sowieso maar een beperkte levensduur hebben kunnen zulke langzame procedures een doorn in het oog zijn.
Of je wel of niet een vergunning moet aanvragen voor een bepaalde activiteit of initiatief hangt soms af van gemeente tot gemeente. Contacteer dus zeker je stad of gemeente voor meer informatie.
De omgevingsvergunning is een samenvoeging van de vroegere stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning (in de meeste gemeenten zal de omgevingsvergunning ingevoerd worden vanaf 1 januari 2018). De omgevingsvergunning geldt enkel in het Vlaamse Gewest.
Je hebt een omgevingsvergunning nodig in volgende gevallen:
Een omgevingsvergunning is bijna steeds permanent. Slechts in bepaalde gevallen kan je een tijdelijke vergunning aanvragen. De maximale behandelingstermijn voor omgevingsvergunningen bedraagt 90 dagen (vereenvoudigde procedure), 135 dagen, of 160 dagen naargelang de te volgen procedure. Welke procedure je moet volgen hangt af van de aard van de aanvraag, je kan dus niet zelf kiezen welke procedure je volgt. De kostprijs voor het aanvragen van een omgevingsvergunning verschilt van gemeente tot gemeente. In sommige gemeenten is dit gratis.
Onze ruimtelijke ordening koppelt via bestemmingsplannen (gewestplan, ruimtelijk uitvoeringsplan) aan elk stuk grond een aantal stedenbouwkundige voorschriften en een bepaalde bestemming toe: wonen, recreatie, industrie, bos- en natuur, agrarische activiteiten. Je mag dus niet op elk stuk grond om het even wat doen of om het even welke constructie plaatsen. Ruimtelijke plannen bepalen waar welke activiteiten kunnen ingericht worden. Past een bepaalde constructie of activiteit niet binnen een bepaalde bestemming, dan is deze zonevreemd, en zal je daarvoor (meestal) geen omgevingsvergunning kunnen krijgen. Jammer genoeg staat dat soms de verweving van verschillende functies, multifunctioneel ruimtegebruik en gedeeld gebruik in de weg.
Past je activiteit of constructie niet binnen de bestemming, dan is deze zonevreemd. Zonevreemde constructies zijn echter niet per se illegaal. Het gaat dan meestal om constructies die er al stonden vóór het bestemmingsplan werd opgemaakt. Meer informatie daarover vind je hier. Wil je toch een activiteit uitoefenen of een constructie oprichten die niet binnen de bestemming past, dan is het in theorie mogelijk de bestemming te veranderen. Het wijzigen van de bestemming van een gebied is echter een zware en lange procedure, en zal vaak niet tot de opties behoren.
Concreet gebeurt dit via een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP), dat enkel door de gemeente, de provincie of het Vlaams Gewest kan worden opgemaakt. Enkel bij grote gedeelde projecten, geïnitieerd door of in nauwe samenwerking met de overheid, zal dit tot de mogelijkheden behoren. De wetgeving laat in sommige gevallen echter toe dat activiteiten die eigenlijk niet thuishoren in een bepaalde bestemming toch toegestaan kunnen worden via een omgevingsvergunning.
Zo kan in alle bestemmingen (dus ook industriegebied, bos- en natuurgebied) een omgevingsvergunning verleend worden voor sociaal-cultureel of recreatief medegebruik. Dit kan alleen als de ruimtelijke impact van de sociaal-culturele of recreatieve activiteiten beperkt is en de realisatie van de eigenlijke bestemming niet in het gedrang wordt gebracht. Ook voor tijdelijke invullingen in een bestemming die hier niet voor voorzien is kan je soms toch een omgevingsvergunning aanvragen.
Met name in stedelijk gebied kan een tijdelijke omgevingsvergunning (maximum drie jaar, en maximum eenmalig verlengbaar) aangevraagd worden voor een tijdelijke invulling in een gebied dat zal worden herbestemd via een ruimtelijk uitvoeringsplan.
Om te weten of de activiteiten die je wil uitoefenen in een bepaald gebouw of perceel toegelaten zijn binnen de planologische bestemming en stedenbouwkundige voorschriften die op die plek gelden, en of je al dan niet een omgevingsvergunning nodig hebt, contacteer je best de eigenaar, en in verdere instantie de dienst omgeving van je gemeente.
Ook voor het wijzigen van de hoofdfunctie van een gebouw (deels of volledig) zal je een omgevingsvergunning nodig hebben. Zelfs als je geen werken uitvoert, moet je toch een omgevingsvergunning aanvragen om de hoofdfunctie van een gebouw te wijzigen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het oprichten van een jeugdhuis in een oud industrieel pand of het inrichten van horeca-activiteiten in een woning.
Alle activiteiten in een gebouw worden onder één van de volgende hoofdfuncties geplaatst:
Bij gedeeld gebruik in functie van de vrije tijd zal de hoofdfunctie van het gebouw meestal ‘gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen’ of ‘dagrecreatie, met inbegrip van sport’ zijn. Wil je een horeca activiteit uitvoeren, dan is de hoofdfunctie ‘dancing, restaurant of café’ of ‘verblijfsrecreatie’ van tel.
Wil je de hoofdfunctie van een gebouw slechts tijdelijk wijzigen, dan kan je soms beroep doen op een uitzonderingsmaatregel. De tijdelijke gebruikswijziging van een gebouw of terrein voor maximum vier keer dertig dagen per jaar is namelijk van vergunning vrijgesteld.
Ook hier contacteer je best de eigenaar of de dienst omgeving van je gemeente.
Bij heel wat ruimtelijke ingrepen zal je een omgevingsvergunning nodig hebben, zoals bij:
Ook als de ruimtelijke ingreep tijdelijk is (bijvoorbeeld bij een tijdelijke invulling), zal je meestal een omgevingsvergunning nodig hebben. Voor het plaatsen van tijdelijke constructies voor een periode van maximum vier keer dertig dagen per jaar is vaak echter geen omgevingsvergunning nodig. In verschillende gevallen volstaat het om een melding te doen bij de gemeente, en moet je geen omgevingsvergunning aanvragen. Contacteer hiervoor de dienst omgeving van je gemeente.
Als je milieubelastende of hinderlijke activiteiten wil uitoefenen zal je een omgevingsvergunning nodig hebben (vroeger milieuvergunning). Het gaat om zogenaamde ingedeelde inrichtingen of activiteiten uit de VLAREM wetgeving (Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning). Bij gedeeld gebruik zal het voornamelijk gaan over geluidshinder ten gevolge van muziekactiviteiten.
Maar ook als je werkt met schadelijke stoffen, in een atelier bijvoorbeeld, heb je mogelijks een omgevingsvergunning nodig. Gebouwen waar regelmatig luidruchtige muziekactiviteiten doorgaan (fuifzalen, jeugdhuizen, cafés) moeten hiervoor een omgevingsvergunning aanvragen bij de gemeente om een ingedeelde inrichting VLAREM klasse 2 te worden (voor muziekactiviteiten luider dan 95 dB(A) LAeq,15min), of een eenmalige melding doen bij de gemeente om een ingedeelde inrichting VLAREM klasse 3 te worden (voor muziekactiviteiten met een maximumvolume tussen 85 dB(A) LAeq, 15min en 95 dB(A) LAeq, 15min).
Ook in gebouwen die geen ingedeelde inrichting zijn mogen sporadisch luide muziekactiviteiten georganiseerd worden (luider dan 85 dB(A) LAeq, 15min). Daarvoor kan tot 12 keer per jaar (en maximum twee keer in dezelfde maand) een uitzondering aangevraagd worden bij het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente.
Op Fuifpunt.be kan je terecht voor meer informatie over welke vergunningen je nodig hebt voor luidruchtige muziekactiviteiten.
Meer weten over geluidsnormen? Kijk dan zeker op de website van Formaat.
In heel wat gemeenten moet je een vergunning aanvragen als je een evenement wil organiseren in de publieke ruimte of op publiek toegankelijke plaatsen. In sommige gevallen volstaat het om hiervan een melding te doen. Ook wanneer je een tijdelijke constructie (tent, podium, tijdelijk skateparcours, stelling, kunstwerk,…) wil plaatsen in de publieke ruimte zal je hiervoor vaak toestemming moeten vragen aan de gemeente. Voor meer informatie contacteer je best je stad of gemeente.
Voor het schenken van bieren, wijnen, mousserende en andere gegiste dranken en tussenproducten zoals porto, sherry en martini heb je geen drankvergunning nodig.
Voor het schenken van sterke drank is het de gemeente die beslist of en onder welke vorm ze een vergunning aflevert.
Organiseer je regelmatig activiteiten waarbij voedsel geproduceerd of verkocht wordt (volkskeuken,…), dan is het mogelijk dat je een vergunning of toelating nodig hebt van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV), of dat je dit moet registreren bij het FAVV.
Beschik je over een inrichting die geregistreerd moet zijn bij het FAVV of waarvoor je een vergunning of toelating nodig hebt (bv. een grootkeuken in een school), en wil je deze ter beschikking stellen van anderen, dan moeten deze in principe ook een vergunning of erkenning hebben of geregistreerd zijn.
In sommige gevallen heb je geen vergunning of toelating nodig, en moet je ook niets registreren. Het gaat onder meer om deze uitzonderingen:
Wil je muziek, een film afspelen in je gedeelde ruimte, dan moet je mogelijk de auteurs en uitvoerders vergoeden. Dat is zeker het geval wanneer de ruimte toegankelijk is voor het publiek. Je moet dan zowel SABAM als de Billijke Vergoeding betalen. Enkel gratis activiteiten in familiekring zijn vrijgesteld.
SABAM is de Belgische vereniging van auteurs, componisten en uitvoerders. SABAM int auteursrechten en speelt die door naar de auteurs en componisten van muziek, films, teksten, theaterstukken, kunstwerken,... Je kan ofwel auteursrechten betalen telkens je een evenement voor een publiek organiseert, ofwel een contract afsluiten met SABAM voor dagelijks gebruik.
Het SABAM tarief is niet overdraagbaar. Als je een contract hebt met SABAM en je verhuurt je ruimte, dan zal de gebruiker zelf nog SABAM moeten betalen (tenzij het evenement of de activiteit van de gebruiker onder jouw naam georganiseerd wordt en dus onder jouw werking valt).
De Billijke Vergoeding is een compensatie voor uitvoerders en producenten. Billijke Vergoeding moet je betalen wanneer je muziek of teksten in het openbaar gebruikt waarvan anderen de auteur of componist zijn. Voor live muziek of live voorstellingen moet je geen Billijke Vergoeding betalen. Ook bij de Billijke Vergoeding kan je betalen voor individuele evenementen, of je kan kiezen om een jaartarief te betalen.
Het jaartarief Billijke Vergoeding is gebonden aan een locatie. Zolang dit jaartarief dekt wat er die avond gebeurt, mag elke gebruiker of huurder van de locatie er beroep op doen. Maak je zelf gebruik van een externe locatie, ga dan bij de uitbater na of de Billijke Vergoeding al betaald is. Of je kan zoeken op IkGebruikMuziek.
Hoe organiseer je jezelf als gedeelde ruimte initiatief? Richt je een vzw op of niet? Waar moet je op letten als je werkt met vrijwilligers? Zeker voor startende initiatieven is het niet altijd gemakkelijk om een goed intern organisatiebeheer te voeren. We zetten je graag op weg op vlak van:
Als je een gedeelde ruimte initiatief opstart kan je er al dan niet voor kiezen een formele organisatiestructuur op te richten.
Het statuut van een vzw zorgt ervoor dat leden van de vereniging niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor hun daden, wat bij een feitelijke vereniging wel is. Dit is zeer voordelig bij het afsluiten van contracten met hoge financiële bedragen, zoals het kopen of bouwen van een gebouw. Eventuele fouten worden dan niet verhaald op de persoon die tekende, maar op de vzw waarvoor de persoon tekende. De titel van rechtspersoonlijkheid schermt de bestuurders (bestuursvrijwilligers) echter niet van alle aansprakelijkheid af. De bestuurders moeten immers de vereniging leiden volgens het principe van ‘de goede huisvader’. Zij hebben een bepaalde verantwoordelijkheid binnen de vereniging en moeten zich daarnaar gedragen. Fraude plegen is bijvoorbeeld uit den boze.
Organisaties die zelf een gedeelde infrastructuur beheren - zoals intermediaire organisaties, initiatiefnemers van een tijdelijke invulling, of eigenaars die hun gebouw openstellen voor anderen - kiezen er vaak voor een vzw op te richten. Zo zijn leden of vrijwilligers niet aansprakelijk als er iets mis gaat, en moeten zij niet persoonlijk instaan voor de overeenkomsten die de vereniging afsluit. Ook om bepaalde subsidies te kunnen aanvragen zal je organisatie rechtspersoonlijkheid moeten hebben. Keerzijde is de administratieve last.
Wanneer verschillende organisaties samen een gebouw of infrastructuur delen is het mogelijk een overkoepelende vzw op te richten. Wanneer één of meerdere van deze organisaties zelf al een formele organisatiestructuur heeft (vzw,…), kan je het gedeeld gebruik soms ook in één of meerdere van die organisaties onderbrengen, en hoef je dus geen nieuwe organisatie op te richten. In sommige gevallen is het echter toch nuttig een overkoepelende vzw op te richten, bijvoorbeeld wanneer je met verschillende organisaties samen een gebouw aankoopt of grote verbouwingswerken doet.
Op Scwitch.be vind je heel wat nuttige informatie over organisatiestructuur en vzw’s, waaronder een overzicht van verschillende organisatietypes, een checklist om te bepalen welk soort organisatie je best opricht, en een statutenbouwer voor vzw’s.
Gedeelde ruimte initiatieven steunen vaak in grote mate op vrijwilligers. Dat heeft vele voordelen, maar brengt ook specifieke uitdagingen met zich mee. Verschillende initiatieven voelen dan ook de noodzaak om een vrijwilligersbeleid te voeren om hun vrijwilligers te ondersteunen en blijvend te motiveren.
“Canal Park Bxl heeft vorig jaar veel vergaderd en dat was een systeem dat veel mensen heeft doen afhaken. Veel mensen hebben gezegd dat ze gewoon dingen willen doen en niet hun tijd opofferen om te vergaderen. Vandaar dat we dit jaar gewoon zeggen dat we zoveel mogelijk dingen willen doen en niet zoveel willen vergaderen.” (Kobe Lootens, mede-initiatiefnemer van het pop-up park Canal Park Bxl)
Op de website Vlaanderenvrijwilligt.be vind je allerhande tips en tricks over het werken met vrijwilligers, en een overzicht van de wetgeving rond vrijwilligers.
Het inschakelen van vrijwilligers bij bouw- of verbouwactiviteiten brengt een aantal specifieke uitdagingen met zich mee, bijvoorbeeld op vlak van verzekeringen. Meer informatie vind je op Jeugdlokalen.be.
Ben je als organisatie van plan om ook personeel in dienst nemen, surf dan zeker eens naar Hrwijs of Scwitch.be om je licht op te steken over medewerkersbeheer.