Sommige gebouwen of infrastructuren lenen zich beter tot gedeeld gebruik dan andere. Dat betekent dat bestaande gebouwen soms aangepast moeten worden om ze te kunnen delen. Ook bij nieuwbouw wordt best al bij het ontwerpen rekening gehouden met gedeeld gebruik.
We spreken op dit vlak van aanpasbare, combineerbare en multi-inzetbare infrastructuur (Bron: Onderzoek van de Vlaamse Overheid uit 2012).
Enkele aandachtspunten met betrekking tot ontwerpen in functie van gedeeld gebruik.
Het nauw betrekken van de gebruikers, de buurt en eventuele andere stakeholders bij bouw- of verbouwplannen in functie van gedeeld gebruik is een belangrijke succesfactor.
Bij de renovatie van een van de gebouwvleugels van Cité Z koos de stad Genk ervoor om in te zetten op gedeeld gebruik tussen de verschillende gebruikers (Chiro Zwartberg, jeugdwelzijnswerking GIGOS, en ontmoetingscentrum BOL).
Er werd een werkgroep opgericht met leden van elk van de verenigingen en met mensen van de stad om de renovatie op te volgen.
Daarbij werd vertrokken van een behoeftebevraging bij de verschillende verenigingen. Daarmee is een architect aan de slag gegaan om een voorontwerp te maken, waarop de verenigingen opnieuw input konden geven.
Aanvankelijk hadden de drie verenigingen heel wat bedenkingen over dit gedeeld gebruik, en vreesden zij hun eigen plekje te verliezen. Dankzij het goede inspraaktraject is het enthousiasme van de verenigingen voor de plannen echter gaandeweg gegroeid.
Er werd rekening gehouden met hun bezorgdheden (zo behoudt elke vereniging een aantal eigen ruimtes, waaronder een eigen opslagruimte), en bovendien deed de architect goed werk. Zijn plan – ondersteund door heel wat visueel materiaal en foto’s van gelijkaardige projecten - overtuigde de verenigingen van de meerwaarde van gedeeld gebruik. Uiteindelijk was er een duidelijke win-win voor de verenigingen, want door meer ruimte te delen kregen zij ook meer ruimte ter beschikking.
Ruimte delen veronderstelt niet enkel een aangepast ontwerp, maar ook een oordeelkundige inrichting. Er zijn verschillende manieren om hier mee aan de slag te gaan
De stad Gent experimenteert met verplaatsbare speelcontainers die op plots vrijgekomen plaatsen in de publieke ruimte geplaatst kunnen worden. Zo werden in het voorjaar van 2017 vijf tijdelijke speelcontainers geplaatst op plekken die vrijgekomen waren dankzij het nieuwe circulatieplan van de stad.
Opslagruimte kan echter heel wat plaats innemen. In Het Kliniekske in Genk beschikten heel wat verenigingen over eigen tafels en stoelen om eetavonden of andere feestelijkheden te kunnen organiseren. De stad overtuigde de verenigingen hun stoelen en tafels af te staan, in ruil voor het gratis gebruik van de stoelen en tafels van de stad. Op die manier kwam heel wat voormalige opslagruimte vrij voor nieuwe verenigingen.
Ook door materiaal te delen tussen verschillende gebruikers kunnen zowel kosten als opslagruimte bespaard worden. Zeker bij duur materiaal (bepaald sportmateriaal, ICT-materiaal, keukentoestellen …) vereist dat wel een vertrouwensband tussen de verschillende organisaties. Er kan ook gewerkt worden met een waarborg, maar voor sommige gebruikers kan dat een drempel zijn.
Hop Up is een modulaire, multifunctionele speelomgeving ontwikkeld door SPK vzw/KIKO in samenwerking met KDG Hogeschool en de Universiteit Antwerpen, die kale ruimtes (een bedrijvenhal, de refter van een school) snel kan omvormen tot een uitdagende speelplek voor kinderen. Check ook de Facebookpagina, of dit filmpje.
In het kader van Festival Kanal 2014 werd een speelterrein geschilderd op het terrein van de markten van de Abattoir in Anderlecht, met een oppervlakte van 10.000 m². Er werd gebruikgemaakt van wegenverf, het was expliciet de bedoeling dat het speelterrein er ook zou blijven na het festival.
Een van de redenen waarom gebruikers niet altijd open staan voor gedeeld gebruik is het feit dat het moeilijk is zich een gedeelde ruimte ‘eigen’ te maken, en zich er thuis te voelen. Nochtans is het net dat thuisgevoel dat voor veel gebruikers belangrijk is. Gebruikers hebben in zekere mate nood aan een eigen plek, aan nestruimte.
Voor de speelpleinwerking in Aalst was het een uitdaging zich thuis te voelen op de gedeelde Pupillensite: “We mogen geen gewone plakband op de muren hangen, we mogen ze ook niet schilderen (wat wel al gebeurd is).
In principe kunnen we inkleden met alles wat we met papiertape omhoog kunnen hangen, wat niet veel is. We proberen daar ons eigen ding mee te doen. Bijvoorbeeld karton op de muren hangen en dat dan gebruiken.
In het moni-kot mogen we wel ducttape gebruiken. Dat is ons eigen lokaal. Daar hangen veel dingen omhoog die mogen blijven hangen. Qua inrichten van lokalen moeten we soms heel erg creatief zijn. We kunnen ook geen doeken of dingen ophangen met nagels want dat mag ook niet. De muren die er zijn mogen we niet aanpassen.” (Kristina Vaughan, hoofdanimator speelplein Aalst)
Een thuisgevoel creëren in een gedeelde invulling is niet evident. Bij gelijktijdig gedeeld gebruik hebben de gebruikers vaak elk één of enkele ruimtes in exclusief gebruik die ze zich eigen kunnen maken. Bij achtereenvolgend gedeeld gebruik is dat niet mogelijk. Modulaire inrichtingen of het werken met verplaatsbaar materiaal kunnen in zulke gevallen een oplossing bieden.
Ook het mentale aspect is hier echter van groot belang: hoe groter het gevoel van mede-eigenaarschap bij de gebruiker, hoe kleiner de nood aan een exclusieve plek zal zijn.
Bij het delen van ruimte moeten vaak veel verschillende mensen toegang hebben tot het gebouw of de ruimte. Bovendien is het mogelijk dat sommige van deze gebruikers weinig of niet vertrouwd zijn met het gebouw en de afspraken die er gelden, en moeten zij dus wegwijs gemaakt worden in de infrastructuur.
Ruimte delen betekent dat verschillende gebruikers toegang moeten hebben tot de infrastructuur. Daarvoor is een doordacht toegangsbeheer noodzakelijk. Er bestaan verschillende systemen, elk met hun voor- en nadelen.
Het meest eenvoudige systeem is dat elke gebruiker een sleutel heeft van het hele gebouw. De gebruiker die als laatste het gebouw verlaat is dan verantwoordelijk om de infrastructuur goed af te sluiten. Je kan met elke gebruiker een sleutelcontract afsluiten.
Via een sleutelplan – gecombineerd met een slimme opdeling of compartimentering van de infrastructuur - zorg je dat elke gebruiker enkel toegang heeft tot het deel van het gebouw dat hij of zij nodig heeft. Daarbij bestaan verschillende mogelijkheden
Een sleutelsysteem kan je al dan niet combineren met een alarmsysteem. Bij gedeeld gebruik loopt het daar al eens mis, doordat een gebruiker vergeet het alarm in- of uit te schakelen of de code van het alarm niet meer kent.
In de voormalige tijdelijke invulling op de Tupperwaresite in Aalst hadden de verschillende organisaties een sleutel: “Eén centrale sleutel, en een privésleutel van hun eigen ruimte. De centrale sleutel hoort ook bij de gedeelde ruimtes. De gedeelde sleutel wordt af en toe eens gekopieerd, ook al mag dat niet. Zij die sporadisch eens komen, komen bij mij de sleutel halen.”
“Onlangs krijg ik een mailtje binnen dat er die avond een goa-party is op de Tupperwaresite. Dan had ik wel iets van: ‘Ik dacht het niet.’ Dat waren dan gasten die via via een sleutel hadden gekopieerd en wisten dat er een zaaltje was. Het is maar de poort openzetten en plotseling heb je een feestzaal. Daar moet je dan wel kordaat op reageren. Af en toe de sleutels laten veranderen.” (Sven De Bondt, Matexi)
In Jeugdcentrum Rondpunt 26 in Genk zitten heel wat verschillende gebruikers: jeugddienst, jeugdraad, jeugdhuis, fuifzaal, repetitieruimtes, vergaderzalen … De toegang wordt geregeld via een elektronisch badgesysteem, met acht verschillende zones. “Afhankelijk van de persoon die boekt heb je toegang tot bepaalde zones.
‘s Avonds is er veel verloop voor repetities. Dat loopt al eens mis met het alarm. We werken met een aparte beveiligingsfirma. Het systeem is niet moeilijk maar soms gebeuren er toch wat foutjes, als je iets kleins vergeet loopt het al eens mis. Vaste organisaties of bands zijn niet echt een probleem.
Dagelijks wordt er een overzicht gemaakt van de organisaties die gebruikmaken van het gebouw, en wie welke zones moet aan- en afzetten qua alarm. Dat betekent dat iedereen zijn agenda goed moet bijhouden.” (Maarten Luyts, Dienst Jeugd Stad Genk)
In plaats van de gebruikers zelf toegang te geven (al dan niet via een sleutel, code of badge) kan de toegang tot de infrastructuur ook verleend worden door een fysiek persoon. Er zijn verschillende mogelijkheden
Een systeem van permanentie laat toe om zelfs eenmalige of occasionele gebruikers, die het gebouw niet of nauwelijks kennen, gebruik te laten maken van de ruimte. Ook bij een open of publiekswerking wordt vaak permanentie voorzien.
Het inzetten van permanentie of sleuteldragers kan ook tijdelijk, tot er voldoende vertrouwen is tussen aanbieder en gebruiker. Op dat moment kan de permanentie vervangen worden door een sleutelcontract.
De Antwerpse sleuteldragers vormen een ploeg binnen Werkhaven, een dienst binnen de stad Antwerpen die mensen tewerkstelt via sociale economie en lokale diensteconomie. De sleuteldragers worden ingeschakeld om verschillende niet-commerciële infrastructuren of zalen in de stad te openen en af te sluiten. Op die manier ontlasten zij de eigenaar van de infrastructuur, want dankzij de sleuteldrager moet de eigenaar niet altijd zelf aanwezig zijn om het gebouw te openen en te sluiten.
Zeker ’s avonds of tijdens het weekend is dit een grote meerwaarde. Een belangrijk voordeel van de sleuteldragers is dat zij het gebouw niet enkel openen voor de huurder of gebruiker, maar dat zij de gebruiker ook praktische informatie meegeven over het gebruik van het gebouw, en de ruimte na afloop van het gebruik controleren en veilig afsluiten.
De gemeente Edegem werkt met een poule van jonge vrijwilligers die zorgen voor de permanentie in de polyvalente fuifzaal van de gemeente. Ze openen en sluiten de zaal en staan in voor technische ondersteuning. In ruil voor hun vrijwillig engagement krijgen zij een vrijwilligersvergoeding, mogen zij gratis naar alle evenementen georganiseerd in de fuifzaal, en kunnen zij een basisopleiding geluidstechniek volgen.
Een systeem van permanentie laat toe om zelfs eenmalige of occasionele gebruikers, die het gebouw niet of nauwelijks kennen, gebruik te laten maken van de ruimte. Ook bij een open of publiekswerking wordt vaak permanentie voorzien.
Het inzetten van permanentie of sleuteldragers kan ook tijdelijk, tot er voldoende vertrouwen is tussen aanbieder en gebruiker. Op dat moment kan de permanentie vervangen worden door een sleutelcontract.
Zeker bij een open werking werken initiatieven met vaste openingsuren waarop de infrastructuur toegankelijk is. Vaak is er tijdens de openingsuren een vorm van permanentie aanwezig, die de ruimte afsluit na sluitingstijd.
Verschillende schoolspeelplaatsen in Gent die buiten de schooluren publiek toegankelijk zijn, zijn uitgerust met een automatische poort die opengaat na schooltijd en ’s nachts terug op slot gaat. Er moet dus geen personeel ingeschakeld worden om de speelplaats te openen of af te sluiten.
Werken met een systeem van permanentie of vliegende conciërges heeft het voordeel dat de persoon die permanentie doet niet enkel zorgt voor toegang, openen en sluiten van het gebouw. Andere functies die hij of zij op zich kan nemen zijn
“Sleuteldragers spelen ook een rol bij overgangsmomenten, als bepaalde groepen aankomen of vertrekken. Dan wordt er vaak rondgehangen (door jongeren die hun broertje of zusje komen ophalen of wegbrengen).
Dat hanggedrag mag en moet mogelijk zijn, maar de sleuteldrager kan dat wat begeleiden, een oogje in het zeil houden.” (Robert Kaerts, Zaalzoeker Antwerpen)
Ook de controle na het gebruik (energieverbruik, netheid, schade) kan gebeuren zonder de aanwezigheid van de uitbater, bijvoorbeeld via een systeem van zelfcontrole door de gebruikers. Bij zelfcontrole checkt elke gebruiker de infrastructuur bij het betreden (op basis van een plaatsbeschrijving of inventaris) en geeft eventuele problemen door aan de eigenaar of beheerder.
Op die manier kunnen gebreken achtergelaten door de vorige gebruiker worden gedetecteerd. Ook wanneer zich tijdens het gebruik een probleem voordoet, meldt de gebruiker dit. Dit systeem wordt gebruikt door heel wat autodeelsystemen. Het doorgeven van problemen aan de eigenaar kan telefonisch of via een logboek (op papier of digitaal).
Heel wat initiatieven die inzetten op het delen van ruimte vinden plaats in verouderde of leegstaande gebouwen. Dat is zeker het geval bij tijdelijke invullingen. Dit brengt een aantal specifieke uitdagingen met zich mee, onder meer op het vlak van veiligheid en nutsvoorzieningen.
Het opnieuw gebruiksklaar maken van een verouderd of leegstaand gebouw kan veel geld en/of werk kosten. Zeker bij een tijdelijke invulling ziet niet iedereen het nut om hier nog in te investeren. Ook als de eigenaar van plan is het gebouw te slopen, zal hij of zij niet geneigd zijn nog grote investeringen te doen.
Door het organiseren van bouwateliers met vrijwilligers, door gebruik te maken van goedkoop of recuperatiemateriaal kan je een gebouw echter toch nog gebruiksklaar maken tegen een beperkte kost. In Gent kunnen projecten een beroep doen op het Fonds Tijdelijke Invullingen om tussenbeide te komen in een deel van de kosten.
Is het gebouw beschermd als onroerend erfgoed, dan gelden een aantal specifieke regels. De eigenaar zal moeten instaan voor het behoud van het erfgoed, en voor heel wat handelingen is er een vergunnings-, meldings- of informatieplicht.
Op de website van het Agentschap Onroerend Erfgoed vind je alle informatie over de regelgeving met betrekking tot onroerend erfgoed.
Tegelijkertijd bieden leegstaande of verouderde gebouwen heel wat mogelijkheden. Omdat ze vaak toch gesloopt of gerenoveerd zullen worden, zijn het ideale plekken voor experiment: een kras of plek meer of minder op de muur of de vloer maakt het verschil niet. Sommige leegstaande of verouderde gebouwen lenen zich dan ook uitstekend voor graffitiworkshops, het bouwen van skaterampen, bouw-, hout- of fietsateliers.
Verouderde infrastructuren voldoen vaak niet aan veiligheids- en brandveiligheidsnormen. Het in orde zijn met de veiligheidsnormen kan een zware opgave zijn voor gedeelde invullingen. Dat heeft te maken met verschillende factoren
Op jeugdlokalen.be vind je heel wat informatie met betrekking tot brandveiligheid.
Op Canal Park Bxl - een pop upparkje in Brussel - was er mogelijk sprake van bodemverontreiniging, waardoor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geen officiële toestemming wilde geven voor de tijdelijke invulling. Omdat de bodem bedekt was door een betonplaat (van een afgebrande loods) zagen de initiatiefnemers niet in waarom er een veiligheidsprobleem zou zijn, en gingen zij van start zonder officiële toestemming.
Ook nutsvoorzieningen zoals elektriciteit, verwarming, water of sanitair zijn vaak een probleem in verouderde of leegstaande gebouwen.
Een eerste probleem is dat bepaalde nutsvoorzieningen in slechte staat zijn, niet meer werken, of afgesloten zijn. Ook hier is de kost om dit terug in orde te brengen vaak groot, en is er soms onenigheid over wie deze kost op zich moet nemen. Sommige initiatieven moeten zich uit noodzaak behelpen zonder verwarming of stromend water, en zetten hun werking noodgedwongen stop tijdens de winter.
Een tweede moeilijkheid is de hoge energiekost in verouderde infrastructuren, en dat maakt openstelling duur. Doordat ze slecht geïsoleerd zijn, gaat het in de regel om weinig energiezuinige gebouwen. Een specifiek probleem is dat in sommige (verouderde) infrastructuren de verwarming enkel kan worden op- of afgezet voor het hele gebouw, en niet apart voor bepaalde ruimten. Ook dat is een drempel voor openstelling.
Ten slotte is het in vele gebouwen niet mogelijk om per opengesteld gebouwdeel apart het verbruik te meten, omdat er slechts één meter is voor het hele gebouw. In zulke gevallen kan het verbruik niet rechtstreeks worden doorgerekend aan de gebruikers, waardoor het principe dat de verbruiker betaalt niet kan worden toegepast.
Het onderhoud en de schoonmaak van de infrastructuur zijn misschien wel de meest voorkomende punten van discussie tussen de gebruikers en met de eigenaar. Probeer hier dan ook goede afspraken over te maken.
Een onderscheid kan gemaakt worden tussen
Maak duidelijke afspraken over wie het onderhoud op zich neemt, en neem dit op in je overeenkomst. Bij gedeeld gebruik worden onderhoud en herstellingen meestal opgenomen door de eigenaar of uitbater, of door de intermediaire organisatie die de gedeelde invulling beheert.
Bij gelijktijdig gedeeld gebruik met vaste gebruikers die elk een deel van het gebouw in exclusief gebruik hebben, kunnen kleine onderhouds- en herstellingswerken door de gebruiker worden opgenomen. Je kan ook gezamenlijke klusdagen organiseren om onderhoudswerken en herstellingen uit te voeren.
Zulke werkdagen hebben het positieve effect dat zij het mede-eigenaarschap van de gebruikers versterken. Een belangrijke uitdaging bij gedeeld gebruik is ervoor te zorgen dat schade snel hersteld wordt.
Als het schoolpersoneel merkt dat het herstel van schade ten gevolge van de openstelling van de school lang op zich laat wachten, zal het draagvlak voor het gedeeld gebruik dalen. Omwille daarvan investeerde het stedelijk onderwijs in Antwerpen in de optimalisatie van de procedures voor het herstellen van schade aan haar gebouwen.
Er bestaan verschillende systemen om de schoonmaak te organiseren. Soms staat de eigenaar of hoofdgebruiker hiervoor in (bijvoorbeeld in heel wat scholen), soms wordt de verantwoordelijkheid om de ruimte netjes achter te laten bij de gebruiker gelegd. Dat laatste is uiteraard enkel mogelijk bij gesloten werkingen.
De grote uitdaging bij gedeeld gebruik is dat de ruimte steeds netjes moet achtergelaten worden voor de volgende gebruiker. Anders ontstaan er frustraties. Het voortdurend proper houden van de infrastructuur vereist de nodige discipline van de gebruikers.
Paradoxaal genoeg geven sommige organisaties aan dat dit net een voordeel is van gedeeld gebruik, omdat het je verplicht om alles proper te houden en op te ruimen. Bij open of publiekswerkingen moeten andere oplossingen worden gezocht, en is het meestal de beheerder die instaat voor de schoonmaak.
Zeker in buitenruimtes die publiek worden opengesteld kan afval een probleem zijn. In ruil voor openstelling kunnen er soms afspraken gemaakt worden met het stadsbestuur om het onderhoud en de schoonmaak te laten gebeuren door de stadsdiensten.
In de gedeelde atelierwerking in de gebouwen van de stad Genk is de stad “verantwoordelijk voor herstellingen, van kapotte ramen en zo. De huurders staan in voor het kuisen van hun eigen atelier en de gemeenschappelijke delen, zoals het sanitair. Tot voor kort werden de gemeenschappelijke delen gekuist door de poetsvrouw van het Onthaalbureau en het Huis van het Nederlands.
Nu het Onthaalbureau en het Huis van het Nederlands weg zijn is er even geen oplossing voor het poetsen van de gemeenschappelijke delen. Ofwel moeten de kunstenaars nu een beurtrol afspreken om het sanitair te poetsen, ofwel moeten zij samenleggen voor een poetsvrouw.” (Gert Philippeth, Dienst Cultuur Genk)
Op Canal Park Bxl was netheid “lange tijd een probleem. Er wordt heel wat afval achtergelaten in het parkje. Intussen hebben we geregeld dat het parkje wordt opgekuist door het gewest.
Aanvankelijk wilde noch het gewest, noch de gemeente dit voor zijn rekening nemen.” (Mathias Balcaen, Canal Park Bxl)