Kadervormingstrajecten organiseren betekent ook dat je veel regels moet volgen. Dit artikel geldt als een geheugensteuntje voor jezelf. Het is een korte samenvatting van wat de overheid van jouw vereniging verwacht.
Om helemaal op de hoogte te zijn, lees je best het jeugddecreet (hoofdstuk 7) en uitvoeringsbesluit na.
Je kan meer info over kadervorming en attestering vinden op de website van het Departement.
Wat vind je terug in dit artikel?
1. Kadervormingstrajecten (cursus en stage)
2. Competentieprofielen
3. Opvolgingsplicht
4. Administratie
5. Generiek werken
Een deelnemer moet het gehele traject binnen 3 jaar tijd afronden: vanaf de start van de cursus krijgt de jongere drie jaar de tijd om een stage af te ronden. Bij afronding van het traject ontvangt de deelnemer een attest dat wordt uitgereikt door de Vlaamse Overheid.
We geven een algemeen overzicht van de vereisten voor een cursus.
Inhoudelijke basis is steeds het competentieprofiel dat bij het attest hoort. Doelstellingen van vormingssessies op cursus zijn gebaseerd op de competenties in het bijhorende profiel. Als vereniging ben je vrij om accenten te leggen en te spelen met het zwaartepunt van de competenties, zolang ze allemaal aan bod komen. In je erkenningsdossier geef je aan op welke manier je dat als vereniging doet.
Een theoretisch deel van een kadervormingstraject (lees: cursus) houdt 50-55 uren werkelijke vorming in. De manier waarop je die 50-55 uren juist organiseert, kan vele vormen aannemen. Je kan werken met een internaatscursus van verschillende dagen, met of zonder overnachting; je kan in modules van weekends, dagen, … werken. (In de regeling worden geen minimum- en maximum aantal uren vorming per dag gedefinieerd. Let wel op: indien jouw vereniging de vormingsuren van kadervormingscursussen telt binnen haar erkenning en subsidiëring, gelden de minima en maxima die daar gedefinieerd zijn, zijnde: minstens 2 uur per dag, maximum 10u per dag.)
Het principe is steeds dat een deelnemer zich inschrijft voor één traject. Het is belangrijk dat de deelnemer bij inschrijven al weet hoe de cursus is vormgegeven. Werk je met cursusmodules, dan krijgt een geheel aan modules één trajectnummer. Stel dat een deelnemer om welke reden dan ook niet binnen dit trajectnummer kan blijven, dan is het mogelijk om een module te volgen in een traject met een ander trajectnummer. Om dit nogal ingewikkelde systeem duidelijk te maken, geven we een praktisch voorbeeld. Het schema hieronder geeft weer dat een organisatie haar cursus opdeelt in 3 weekends.
voorbeeld:
Deelnemen aan een cursus kadervorming is gebonden aan een aantal voorschriften.
Het portfolio waarvan sprake (zie afbeelding) wordt voorzien door het departement CJM. Bekijk hier een voorbeeld.
Qua begeleiding op de cursus heb je een verantwoordelijke ter plaatse nodig, en tellen we één begeleider per vijftien deelnemers. Beide moeten aan bepaalde voorschriften voldoen.
Animatortraject
de hoofdverantwoordelijke ter plaatse voldoet aan minstens één van onderstaande vereisten:
De hoofdverantwoordelijke ter plaatse voldoet aan minstens één van onderstaande vereisten:
De hoofdverantwoordelijke ter plaatse voldoet aan minstens één van onderstaande vereisten:
Dit hoeft niet te betekenen dat je instructeurs (in opleiding) die niet aan deze voorschriften voldoen, niet kunnen meekomen. Wanneer je voldoet aan de voorschriften hierboven, kan je je ploeg nog steeds aanvullen met extra instructeurs.
Tip! Door in je vrijwilligersbestanden / registratietools een slimme visuele weergave op te zetten, weet je meteen welke begeleiders in aanmerking komen als begeleider / verantwoordelijke ter plaatse. Zo weet je ook wanneer je ‘in de gevarenzone’ zit voor wat betreft het aantal beschikbare begeleiders, en hoe je kan bijspijkeren om steeds aan de vereisten te voldoen.
Ook voor de begeleiding van de stage vormen de competentieprofielen de inhoudelijke basis. Tijdens de stage brengt de deelnemer de zaken, die die opstak in de cursus, in de praktijk. De begeleider van de stage volgt op en bespreekt met de deelnemer de voortgang in competentieontwikkeling.
Een officiële stage bedraagt 50 uur. Onder stage-uren verstaat de afdeling uren waarbinnen je activiteiten met kinderen en jongeren begeleidt. Stage kan je lopen op een kamp, speelplein, atelier, … een plek binnen het jeugdwerk en in de vrije tijd van kinderen en jongeren. Dat kan binnen één week of gespreid over verschillende weken, dagen, initiatieven, … stagiairs zijn ook vrij om hun stage te spreiden over verschillende initiatieven.
Eens deelnemers hun cursus positief voltooiden, kunnen ze een stageplaats zoeken en het geleerde in de praktijk brengen. In principe kan een deelnemer eender waar stage volgen. Gezien alle trajecten rond dezelfde competenties draaien, kan je als vereniging moeilijk weigeren om een deelnemer stage te laten lopen. Indien je echter als vereniging volgens bepaalde leeftijdsgroepen werkt (bv. Je wordt leiding vanaf je 18e), dan kan dat wel. Je hoeft dus niet je gehele manier van werken om te gooien om hier aan te voldoen.
De begeleider van een stage moet aan bepaalde voorschriften voldoen, wil de stage tellen als officieel onderdeel van het kadervormingstraject.
De stagebegeleider voldoet aan één van de onderstaande voorwaarden:
De stagebegeleider voldoet aan één van de onderstaande voorwaarden:
De stagebegeleider voldoet aan één van de onderstaande voorwaarden:
Tijdens de stage (of aan het einde ervan) vullen begeleider en deelnemer het trajectboekje voor een tweede keer in. Op basis van gesprekken of andere methodieken reflecteren beide over de competenties, ontwikkeling ervan, sterke punten en groeipunten van de deelnemer. De naslag hiervan wordt genoteerd in het boekje.
De competenties vormen de basis voor de cursus en stage. Elk deel van het kadervormingstraject is er op gericht dat de deelnemer de competenties uit het bijhorende profiel verwerft of hier verder in groeit.
In je erkenningsdossier (zie verder) geef je aan op welke manier je vereniging deze competentieverwerving garandeert en stimuleert. Van belang is dat jongeren leren herkennen en benoemen wat ze bijleren doorheen hun traject en dat begeleiders voldoende competent zijn om hen hierin te begeleiden.
Als je kadervormingstrajecten wil organiseren, moet je ook administratief werk in orde brengen. Het goede nieuws: waar je vroeger voor elk traject apart een hele waaier aan gekleurde documenten moest invullen en opsturen, zijn de regels sinds 2015 iets vlotter.
Je dient eenmalig een aanvraagdossier in om geattesteerde kadervorming te organiseren. Wanneer dit is goedgekeurd, ben je enkel nog verplicht melding te maken van je cursus in de KAVO-tool. Je plaatst je cursus in de KAVO-tool vanaf het moment dat je deze extern bekendmaakt en ten laatste twee weken voor de start van het traject.
Je evalueert het erkenningsdossier dat je indiende iedere vijf jaar. Het is belangrijk dat dit dossier up-to-date blijft omdat het departement CJM het erkenningsdossier gebruikt als basisdocument bij een controle tijdens je cursus.
De vorige evaluatieronde (en ook de eerste sinds het ontstaan van de regelgeving rond kadervorming) lag in 2022. De volgende ronde komt er dus aan in 2027. Je mag je dossier ook sneller aanpassen en evalueren.
Je hoeft echter niet iedere keer op de kaap van vijf jaar te wachten. Wanneer je beslist om je dossier bijvoorbeeld te evalueren in februari 2024, zal voor jouw organisatie de volgende deadline februari 2029 zijn.
Aan elk blok links enkele kleinere vakjes of kleurblokjes te hangen. Aan de hand hiervan geef je per sessie weer aan welke competenties er tijdens die sessie gewerkt wordt. De competenties en hun bijhorende kleur, per profiel van animator, hoofdanimator en instructeur zitten in bijlage bij het schema. Elke competentie heeft een eigen kleur. Het zijn deze kleuren die je gebruikt in de kleurvakjes bij je sessies.
Op die manier geef je alle basissessies uit je cursusanimator weer. Zo duidt je op welke wijze alle competenties uit het competentieprofiel verwerkt zitten in je cursusanimator. Je hoeft in je erkenningsaanvraag geen uren te vermelden bij de sessies. Hier is het enkel van belang dat je aangeeft hoe je de competentieprofielen in je cursus verwerkt.
Op de cursus zelf vraagt de afdeling wel om een urenschema / draaiboek. Het moet niet in je aanvraag, maar wel ter plekke aanwezig zijn. Het voordeel hiervan is dat je binnen eenzelfde traject verschillende cursussen met verschillende uurverdelingen kan organiseren. Zolang zij dezelfde competenties binnen gelijkaardige sessies behandelen, zit je goed.
Je hebt sinds 1 november 2020 de mogelijkheid om je cursus tussen de 50 uur en 55 uur te laten duren. Je ene animatorcursus mag dus 50 uur duren en je andere 54. Je werkt minstens 50 uur aan de vastgelegde competenties. De overige 5 uren mag je investeren in extra tijd om aan de competenties te werken of organisatiespecifieke inhoud.
Generiek werken is een rode draad in de huidige regels rond kadervorming. Het uitgangspunt is dat het duidelijk moet zijn waar een attest voor staat, wat dit impliceert en welke competenties de houder van het attest bezit. Daarnaast wil de regeling de vrijheid bieden aan vrijwilligers om te bewegen tussen verschillende organisaties en zich op meer dan één plek te engageren. Ook hier biedt generiek werken een antwoord. Elke animator werkt in hun traject immers aan dezelfde competenties. Aangezien competenties een samenspel zijn van vaardigheden, kennis en attitudes, en bruikbaar zijn in verschillende contexten, kan je er als vereniging van uitgaan dat je vrijwilliger competent is om zich bij jou in te schakelen.
De lijn van generiek werken loopt doorheen het geheel van de nieuwe regeling en vertaalt zich concreet in:
Nuance: hoewel de competenties concreter zijn, is er nog steeds een vertaalslag nodig. Competenties zijn immers niet zomaar gelijk te stellen aan doelstellingen voor een vormingssessie. In eerste instantie ga je de competentie uit het profiel contextualiseren: wat betekent deze competentie binnen jouw vereniging? Hoe zie je die concreet in werking? Welke kennis, vaardigheden en attitudes impliceert ze? Op die manier maak je de competentie concreet. Op basis van de resultaten van die denkoefening formuleer je doelstellingen voor een sessie.
De competenties staan in een door het departement CJM ontwikkeld, generiek trajectboekje. Het instrument biedt een visuele weergave van de competenties uit het profiel. Tijdens de verschillende fases van het traject vullen begeleider en deelnemer de voortgang in competentieontwikkeling in. Daarnaast geven ze sterke punten en groeipunten aan en kunnen ze reflecties noteren. Na elke fase geeft de begeleider aan of de deelnemer aan de volgende fase kan beginnen. In plaats van een eigen, organisatiespecifiek instrument zal elke animator, hoofdanimator of instructeur in spe dus met hetzelfde instrument aan de slag gaan. Gedurende het hele traject (cursus en stage) kan de deelnemer rekenen op ondersteuning van een begeleider met behulp van dit boekje.
Nuance: hoewel het trajectboekje generiek is en voor iedereen hetzelfde, schrijft het op geen enkele manier de wijze van begeleiding voor. Het is enkel een visuele weergave van competentieontwikkeling, en niet meer dan dat. Hoe jouw vereniging omgaat met de begeleiding van stagiairs, welke methodes je daarvoor gebruikt en hoe je hen opvolgt, blijft jouw verantwoordelijkheid. Vanaf oktober moet je er enkel voor zorgen dat er voldoende ruimte is om het trajectboekje op tijd en stond in te vullen.