[anysurfer.logo]

Jeugdbeleid gaat over meer dan spelen in een korte broek

Jeugdbeleid gaat over meer dan spelen in een korte broek

Vlaams Jeugd- en Kinderrechtenbeleid - Lokaal Jeugdbeleid - Bovenlokaal Jeugdbeleid

De laatste koffie bij minister Gatz

Er zijn heel wat koffies met de jeugdsector geweest bij Sven Gatz, de vorige minister van jeugd. En bruisende waters. Want er lagen belangrijke dossiers op tafel: het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP), het masterplan diversiteit in/en het jeugdwerk, de verbinding tussen jeugdwerk en jonge vluchtelingen, het masterplan bivakplaatsen, de subsidies voor het jeugdwerk … Hoe kijkt Sven Gatz terug op de samenwerking met onze sector?

Sven Gatz (c) Sien Verstraeten
In juli 2014 werd u minister van jeugd. Was u blij toen u die job kreeg?

“Mijn partijvoorzitter belde me en vroeg me om Vlaams minister van cultuur, jeugd, media en Brussel te worden. Ik wist dat ik me behoorlijk snel zou inwerken in ‘jeugd’. Ik kom uit het jeugdwerk – van mijn 16e tot mijn 40e , tot instructeur bij de scouts en bestuurder bij JES – en dat heeft mij gevormd als mens en politicus. Zo weet ik dat jeugdbeleid over plezier, ontwikkeling én engagement moet gaan. En dat jeugdwerk veel meer is dan ‘spelen in korte broek’.

Als jeugd aan het treintje hangt van welzijn, onderwijs of kinderopvang, wordt dat beleid meegesleurd in die andere grote logica, waarin aan zorgen en opvoeden wordt gedacht. ‘Cultuur’, mijn grootste beleidsdomein, heeft een vrijere logica, met creatieve vrijheid en het recht op verenigen. Mensen leren en ontwikkelen zich beter en anders in een vrije ruimte. Daar geloof ik in. Het frustreerde me dan ook dat in de kranten soms niet stond dat ‘jeugd’ ook een van mijn nieuwe beleidsdomeinen was. Jeugdbeleid wil goed beleid voor alle kinderen en jongeren creëren over alle beleidsdomeinen heen en gaat over veel meer dan enkel het jeugdwerk.”

Het was dus niet echt een blind date. Maar vond u dat het klikte?

“Hoeveel middelen er ook zijn, al die mensen en al die organisaties moeten uiteindelijk het werk doen. Dat krachtig engagement is voor een minister onbetaalbaar. De jeugdsector en ik realiseren ook het meeste als we samen door één deur geraken. Geloven in hetzelfde, in wat een verschil zal maken. Het middenveld mag eerst de luis in de pels zijn. Wat spanning in een democratie is normaal. Maar ik heb dan liever een gesprek dan een officiële brief of acties zonder dialoog. Maar de jeugdsector heeft in die aanpak de voorbije legislatuur niet overdreven. Integendeel, er zijn mooie verhalen tussen ons ontstaan. Het masterplan diversiteit in/met het jeugdwerk in 2017 was voor mij echt een positief kantelpunt. Zowel de jeugdsector, vanuit zijn realiteit, als ik, vanuit mijn politieke analyse, vonden elkaar. Eerst elkaar afsnuffelen, maar dan voelden we beiden aan dat het jeugdwerk, omdat het zo krachtig is, meer diverse kinderen en jongeren moet bereiken. Ik voelde vanaf dan een echt bondgenootschap. We connecteerden.”

Sven Gatz (c) Sien Verstraeten
Is samenwerken met de jeugdsector anders?

“Jeugdwerk kijkt naar zijn kracht, naar wat het kan. Durft. Ziet kansen, onbevangen en niet geremd door gedachten als ‘dat is te ingewikkeld’, ‘dat hebben we al eens geprobeerd’ of ‘daar hebben we geen geld voor‘. Bijvoorbeeld, in het jeugdwerk wordt diversiteit niet gezien als een ‘probleem’. Het bereikt al zo veel diverse jongeren, en weet dat die dynamiek een hefboom is. Dus toen er veel vluchtelingen ons land binnenkwamen, had ik weliswaar geen geld om iets te doen. Maar ik wilde wel nadenken over andere ondersteuning. Op een zondag één telefoontje met Eva van De Ambrassade, en enkele dagen later zaten mensen uit allerlei sectoren samen. Er is toen vooral door de jeugdsector heel snel geschakeld, naar Wereldspelers. Zeer mooi georganiseerd, en bovendien nu structureel en duurzaam uitgebouwd. Zoiets wordt in andere sectoren minder snel in beweging gezet en gehouden.” 

Is samenwerken met de jeugdsector anders?

“Jeugdwerk kijkt naar zijn kracht, naar wat het kan. Durft. Ziet kansen, onbevangen en niet geremd door gedachten als ‘dat is te ingewikkeld’, ‘dat hebben we al eens geprobeerd’ of ‘daar hebben we geen geld voor‘. Bijvoorbeeld, in het jeugdwerk wordt diversiteit niet gezien als een ‘probleem’. Het bereikt al zo veel diverse jongeren, en weet dat die dynamiek een hefboom is. Dus toen er veel vluchtelingen ons land binnenkwamen, had ik weliswaar geen geld om iets te doen. Maar ik wilde wel nadenken over andere ondersteuning. Op een zondag één telefoontje met Eva van De Ambrassade, en enkele dagen later zaten mensen uit allerlei sectoren samen. Er is toen vooral door de jeugdsector heel snel geschakeld, naar Wereldspelers. Zeer mooi georganiseerd, en bovendien nu structureel en duurzaam uitgebouwd. Zoiets wordt in andere sectoren minder snel in beweging gezet en gehouden.” 

Laatste koffie Gatz (c) Sien Verstraeten
Even onder ons, in de biechtstoel: heeft u ergens spijt van?

“Dat het Vlaamse jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan niet echt veel invloed heeft gehad. Die trein was al aan het rijden, ik ben niet in de locomotief geraakt. Er is wel een stap vooruitgezet in de aanpak van voor het nieuwe JKP: er zullen middelen gekoppeld worden aan inspanningen en er zijn vijf duidelijke prioriteiten. Dat gaat wel een verschil maken.”

Hoe wordt een nieuwe minister eigenlijk ingewerkt in die lopende dossiers?

“Het kan zijn dat er niet echt een overdracht is tussen een ex-minister en zijn opvolger. Hangt af van de persoonlijkheden. Sommigen voelen wat schroom daarvoor. Dus het is zeker goed dat vertegenwoordigers uit de sector zich uitnodigen, zoals jullie deden bij het begin van mijn ambtstermijn. Dat hielp echt. Weet ook dat de administratie van een ministerie wel dezelfde blijft, na een ministerwissel. En die begeleiden de nieuwe minister wel goed. Goed contact met de medewerkers van het Departement Jeugd is dus ook belangrijk. En met de nieuwe raadgever van het kabinet jeugd, want die vertelt een minister veel.”

“Jeugdwerk is inderdaad een recht voor alle kinderen en jongeren"
Welke dossiers legt u bovenaan de stapel van de nieuwe minister van jeugd?

“Diversiteit in/en het jeugdwerk. Dat dossier moet volgens mij verdergezet worden. Een verlenging van het masterplan kan daarbij helpen. Dan kan echt een sprong genomen worden. Waar inzetten op inclusie, waar bruggen bouwen? Volgens jullie is er nood aan méér jeugdwerk voor méér kinderen en jongeren, en terecht. Jeugdwerk is inderdaad een recht voor alle kinderen en jongeren. Dat hebben jullie goed benadrukt. Maar breng dan ook voor de minister vraag en aanbod in kaart, zodat de leemtes zichtbaar worden en de vragen concreter.”

En wat mag niet van de to-dolijst van onze sector tuimelen?

“Blijf inzetten op jeugdinformatie. Op de impact van zoiets als WAT WAT. De insteek is volgens mij daar alvast de juiste: jongeren stellen zelf hun vraag en vinden informatie op hun maat. Zo’n vraag die ze niet aan familie of vrienden stellen. Meer jongeren moeten vinden waar ze terechtkunnen.”

Beloofd. Dank u wel voor de koffie en het gesprek. Volgende keer een pintje! 

Hoe overtuig je een minister? 4 tips!

1. Mik op meer ministers

“Er wordt naar mij gekeken als ‘de oplosser’, maar tegelijk word ik daarin overbevraagd. Soms is er gewoon minder geld. Dus gedeelde budgetten kunnen een dossier vooruithelpen. Zoals vervoer naar de kampplaatsen of de vergroening van de speelplaatsen, die centen komen van meerdere ministers.

Bij de vraag naar meer middelen in het jeugdwerk zag ik zo de jeugdsector en de Vlaamse Jeugdraad communicatief op hun sterkst: de juiste campagne werd opgezet om 7 miljoen extra te krijgen voor het jeugdwerk, en die werd op het juiste moment gelanceerd, zo’n half jaar voor de opmaak van de begroting. En dus bovenal: de campagne zocht ook draagvlak bij andere ministers. Toen ik op de regering extra middelen vroeg voor het jeugdwerk, vonden de andere ministers dat niet meer dan normaal.”

2. Cijfers zijn argumenten

“Over onderwijsbudgetten wordt niet zoveel gediscussieerd: meer kinderen, dus meer geld. Maar andere jeugddossiers hebben stevige argumenten nodig. Ik vertrek graag van onderzoekscijfers omdat je dan een makkelijker gesprek voert met collega’s. Er is naast de vergrijzing ook verjonging. En van dat eerste hebben we veel cijfers, daar zién we de noden en daarover praten we. Jeugdbeleid heeft die cijfers ook nodig. En moet die vaker inzetten om beleidsmakers te overtuigen.” 

3. Maak het helder

“Met de Vlaamse Jeugdraad en de jeugdsector kon ik altijd communiceren in eenvoudige en directe taal, zonder omwegen. In mijn gesprekken met andere sectoren is het soms moeilijker om elkaar te begrijpen. Het jeugdwerk zegt letterlijk wat het wil: ‘7 miljoen extra voor het jeugdwerk’, ‘meer kampplaatsen en slimmere mobiliteit ernaartoe‘, ‘meer jeugdwerkinitiatieven’.

Al hou ik van rechtstreekse gesprekken, brieven en adviezen aan ministers moet je ook blijven doen. Maar ik begrijp soms teksten van andere sectoren niet. Het is belangrijk om een taal te gebruiken die iedereen begrijpt. En dat kunnen jullie. Door je standpunten voor veel andere mensen begrijpbaar te maken, voelen ook meer mensen zich betrokken en aangesproken. Dat geldt trouwens ook voor politici. Mezelf inbegrepen.”

4. Breng jonge mensen mee

Jongeren meenemen naar politici, blijf dat ook doen. Ik deed dat ook toen ik bij de brouwersector werkte: soms nam ik een kleine brouwer mee om te lobbyen bij moeilijke gesprekken, en bewust niet de grote spelers. Dat geeft andere gesprekken, en dus een wereld van verschil. Ik zie ook dat ministers die bij het jeugdwerk op bezoek zijn geweest, makkelijker de kracht van het jeugdwerk begrijpen.”