[anysurfer.logo]

Aanbevelingen jeugdwerk en publieke ruimte

Aanbevelingen jeugdwerk en publieke ruimte

Jeugdruimte

Onderstaande aanbevelingen vormen een leidraad om meer verbindend te werken met diverse doelgroepen in de publieke ruimte. Dit is geen terechtwijzing voor je huidige manier van werken, maar wel een oproep om je verantwoordelijkheid op te nemen en als eerste verandering in gang te zetten. Neem initiatief en gebruik deze aanbevelingen om samen met anderen partnerschappen op te zetten om zo echt jeugdvriendelijk ruimtebeleid waar te maken.  

We formuleerden aanbevelingen voor jeugdwerkers, beleidsmakers, jeugdconsulenten & ruimteplanners.

Aanbevelingen voor het jeugdwerkers

Op uitvoerend niveau

  1. Jeugdwerk is een avontuur. Trek dus vaak naar buiten! Kom uit je kot en ga verder dan de grenzen van je eigen terrein. Verdwaal, betreed minder evidente wegen, onderzoek verborgen hoekjes, en ga ook naar ruimtes die niet zo evident zijn, zoals een shoppingcenter, plekken waar jongeren samen komen in een niet jeugdwerk context.

  2.  Wees je bewust van het formele karakter (van de activiteiten) van jouw organisatie (inschrijven om mee te kunnen doen, een reeds bestaande groep, uniform, een paar uur activiteit, op een eigen terrein, enz.). Experimenteer ook eens in informele ontmoetingen en lossere werkvormen op andere plekken die gemakkelijker de aanwezige jongeren in de publieke ruimte meekrijgen. Werk steeds vanuit de interesses van kinderen en jongeren en laat het organisatiekader los.

  3. Maak een analyse van de omgeving van je jeugdlokaal of buurt op vlak van publieke ruimte. Betrek hier ouders en leden bij. 

  4. Vergeet de meisjes niet! Als zij minder in de publieke ruimte vertoeven, zoek dan uit waar en hoe je hen wel kan bereiken.

  5. Kinderen en jongeren zijn expert over hun situatie en we mogen dan ook niet in de val trappen om te denken dat wij het beter weten. En laat de kinderen uit de buurt als een echte gids een rondleiding geven langs hun betekenisvolle plekken.

  6. Ga op zoek naar projectmiddelen voor ideeën die jeugdwerk zijn, maar ook vertrekken vanuit een idee om met kinderen en jongeren ruimte in te kleden, te wegen op ruimte in je omgeving.  

Op beleidsmatig niveau

  1. Wees je in de eerste plaats bewust van je mogelijke rol als jeugdwerker in het in beweging zetten van een jeugdvriendelijk ruimtebeleid.

  2. Denk eens na wat je werking of organisatie betekent in de buurt. Maak deze oefening met de kinderen en jongeren van je organisatie. Zo leren ze meedenken over hun omgeving.

  3. Bekijk het bestuursakkoord eens en screen het op vlak van jeugdwerkingsinitiatieven en ingrepen in de openbare ruimte. Daar kan je veel uithalen. Zie je werken gepland staan in de buurt van je werking, lokaal of speelplek? Vraag dan een gesprek met de schepen en ruimtelijke ambtenaar en geef je bezorgdheden en wensen mee.

  4. En stel daarbij de volgende vragen:
  • Waarom zitten we hier?
  • Waar zijn we vooral actief in de buurt?
  • Wie bereiken we wel en wie (nog niet) in onze directe omgeving?
  • Voor welke andere organisatie kan onze infrastructuur of speelplek misschien iets betekenen?
  • Welke conflicten hebben we al gehad met anderen (buurtbewoners, jongeren, de gemeente) en hoe zijn we hiermee omgegaan?
  • Hoe kunnen we op een haalbare manier als jeugdwerkorganisatie of -groep meer naar buiten treden?
5. Een volgende stap is dat je ook durft verder te gaan dan enkel het nadenken over de eigen positie van kinderen en jongeren in die ruimtes. Denk met hen ook na over hoe zo’n ruimte in de toekomst kan functioneren voor iedereen. Dat betekent ook dat ze leren inzien dat er verschillende perspectieven zijn van verschillende gebruikers. Zo kom je tot het inzicht dat ruimte heel veel verschillende soorten waarden heeft.

6. Gebruik enerzijds de mogelijkheid om te zetelen of gehoord te worden in de Gecoro, het officiële lokale adviesorgaan voor ruimteplanning en ruimtelijke ordening.

7. Maar wacht anderzijds zeker niet af tot wanneer ruimteplanners en beleidsmakers jou vinden. Ga bij hen op bezoek als je weet hebt van ontwikkelingsplannen van bv. een plein in de buurt. Heb geen schrik van plannen en planners. Gaandeweg leer je bij en geef jezelf de tijd om mee te groeien. Durf zelf dingen op kaart zetten en schetsjes te maken. Visueel werken helpt om een vraag begrijpelijk en bespreekbaar te maken bij een bestuur.

8. Ga daarbij het conflict niet uit de weg. Een beetje frictie is goed en stelt de verwachtingen van verschillende kanten duidelijk.

9. Soms is het nodig om de eigen belangen ‘hard’ te verdedigen, maar het is net hier dat de verbindende kracht van jeugdwerk kan spelen. Blijf je constructief en flexibel opstellen en probeer mee te denken met planners en ontwerpers.

10. Organiseer je als jeugdwerk: zorg dat je een bondgenoten netwerk uitbouwt dat zich uitstrekt tot binnenin het ruimtelijk beleid. Stel je zelf de vraag wie ongeveer dezelfde belangen heeft om je boodschap kracht bij te zetten. Zoek belangenbehartigers en partners die het ruimtelijk beleid kunnen opvolgen en actie kunnen ondernemen indien nodig.

11. Als veldwerker heb je veel terreinkennis. Speel dit uit in de discussies, maar blijf ‘authentiek’. In tegenstelling tot bijvoorbeeld projectontwikkelaars ben je onverdacht en kan je vertrouwen genieten.

12. Zorg voor eigenaarschap voor jongeren in je (ruimte)projecten. In het proces, in de uitvoering, in het beheer, in het onderhoud. Eigenaarschap zorgt voor meer betrokkenheid en burgerzin bij de doelgroep en dus ook voor meer impact op lange termijn.  

Aanbevelingen voor beleidsmakers

Visie op ruimte

  1. Transformeer je dorp, elke buurt of wijk in een topomgeving voor kinderen en jongeren. Maak van de kernkwaliteiten voor ruimtelijke ontwikkeling uit de strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen een bindend afwegingskader binnen het ruimtelijk beleid. Want deze kernkwaliteiten gaan erg goed samen met een jeugdgerichte ruimtelijke ontwikkeling van woon- en leefomgevingen, én met wat kinderen en jongeren zelf vragen.

  2. Durf te kappen met het traditionele model van de verkaveling met individuele percelen met huisje, tuintje en auto voor de deur. Een hedendaags verkavelingsplan clustert bijvoorbeeld woonfuncties en parkeerplaatsen, en beschikt over voor een autovrije publieke groene speelruimte.

  3. Bescherm de open ruimte en pleit voor inbreiding i.p.v. uitbreiding. Investeer in kindvriendelijke publieke ruimte die uitnodigt om te spelen in de onmiddellijke nabijheid van de woning.

  4. Zorg voor speel-en verbindingsweefsel waarlangs kinderen en jongeren zich op een aangename en veilige manier zelfstandig kunnen bewegen.

  5. Zorg dat informele speel- en jongerenplekken niet verdwijnen door verdichtings- of andere planningsprocessen. Ongeplande ruimte is vaak de enige plaats waar kinderen en jongeren nog ongestoord en spontaan kunnen spelen, rondhangen of experimenteren. 

  6. Iedere ruimteontwikkeling brengt “meerwaarde”, maak er meerwaarde voor kinderen van. Het is bewezen dat kindgericht ontwerpen van publieke plekken ook alle bewoners ten goede komt.

  7. Laat ontwikkelaars mee investeren in de publieke ruimte. Verwacht van hen ook een kindgerichte visie bij elk project, waar een compensatie moet afgesproken worden voor de bijgekomen taken voor de overheid die voortvloeien uit de vergunde werken.

  8. Creëer daarvoor een jeugdnorm en leg de regels hiervoor vast via een Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening of een intern richtkader. Monofunctionele wooneilanden zonder voorzieningen mogen bv. niet het gevolg zijn verdichtingsprocessen.

  9. Plan vanuit het principe van auto-onafhankelijkheid: ieder kind moet de school, de snoepwinkel, de sporthal te voet en met de fiets kunnen bereiken. Nieuwe ontwikkelingen die tot een groter auto-afhankelijk gezinsleven leiden zijn met de huidige verkeersdruk niet meer van deze tijd.

  10. Investeer in veilige zachte verbindingen in je kern en met een aantal belangrijke plaatsen rond de kern (speelbos, sporthal,…) gekoppeld aan het groenblauwe netwerk.

  11. Zoek hoe je met de gemeente en het jeugdwerk van die open ruimte gebruik kunt maken, bv. door zachte verbindingen aan te leggen, die ook door alle bewoners gebruikt kunnen worden.

  12. Investeer in de verdere professionalisering van je personeel. Voor een goed jeugdruimtebeleid is vorming van jeugdconsulenten rond ruimtebeleidsprocessen echt nodig. En kennis over hoe je kinderen en jongeren kan bereiken en bevragen is voor ruimteplanners ook een meerwaarde.

Advies Vlaamse Jeugdraad beleidsplan ruimte Vlaanderen

Voor alle andere aanbevelingen rond welke visie op ruimte sterk meewerkt aan een kindgericht ruimtebeleid, verwijzen we graag door naar het advies van de Vlaamse Jeugdraad op het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.

Participatie van kinderen en jongeren:

  • Luister naar kinderen en jongeren en benader samen met hen de problematieken die zij aanhalen vanuit hun realiteit. Het zal het perspectief op het weren van een bal op een bepaald plein of het sluiten van een stuk publieke ruimte na een bepaald uur sterk veranderen en het zorgt voor een betere kwaliteit van ruimtelijke plannen.
  • Denk altijd vanuit de meest kwetsbare kinderen (in armoede, met beperking of nieuwkomers)
  • Kijk vanuit het kind en de noden van verschillende leeftijden, geef hen de ruimte om te ontdekken en avonturen te beleven en om de ruimte zelf telkens opnieuw mee vorm en betekenis te geven.
  • Wees je ervan bewust dat jongeren op het platteland over het algemeen niet het gevoel hebben dat ze de aandacht krijgen die ze verdienen. Hierdoor vindt bijna 2/3 het leven in de stad aantrekkelijker dan het leven op het platteland.
Ondersteuning:

Zorg voor subsidielijnen die niet verkokerd zijn en die samenwerking en verbinding tussen verschillende doelgroepen stimuleren (vb. intergenerationeel werken). Voorzie extra stimulansen in die subsidies om actief te zijn in de publieke ruimte. Stimuleer lokale initiatieven zo om eens buiten hun werking en eigen plekken te kijken. 


Plakkaart Aarschot

Aanbevelingen voor jeugdconsulenten en ruimteplanners

Visie op ruimte

1. Investeer in collectiviteit en zet dit idee op de ruimtelijke agenda van je gemeente:

  • Draag zorg voor de nog aanwezige collectieve ruimte en privatiseer enkel waar nodig.
  • Laat ontwikkelaars mee investeren in de publieke ruimte van jouw gemeente.
  • Creëer daarvoor een jeugdnorm en leg de regels hiervoor vast via een Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening of een intern richtkader.
  • Denk na over hoe bepaalde ruimte terug publiek kan worden gemaakt (zie volgende).
  • Maar wees ook alert ‘overreglementering’. Want zo verdwijnt het zuiver idee van collectiviteit.
2. Beschouw de semi-publieke ruimte (speelplaatsen op scholen, binnengebieden van woonblokken, kloostertuinen, …) als potentieel waardevolle plekken voor kinderen en jongeren en werk een aanmoedigingsbeleid uit om deze plekken een meer open karakter en dus een groter publiek gebruik te bezorgen. Het speelplaatsenproject is hier een goed voorbeeld van.

3. Zet doordacht in op verweving, hergebruik, tijdelijk gebruik en intensivering. Zorg dat ook kinderen, jongeren en hun organisaties hierdoor ruimte en kansen krijgen.

4. Investeer in veilige, zachte verbindingen in de kern van de gemeente en met een aantal belangrijke plaatsen rond de kern (speelbos, sporthal,…) gekoppeld aan het groenblauwe netwerk.

5. Hou anderzijds andere ruimtes, plekken en wegen “wild” of onbestemd. Het hoeft niet allemaal afgewerkt, afgelijnd en/of geasfalteerd te zijn. Ruwe kantjes en “verdomde" hoekjes nodigen net uit en kunnen tal van mogelijkheden bieden voor experiment bij kinderen en jongeren. Dat mag allemaal natuurinclusief ontworpen worden. Natuur leeft en veranderd en biedt steeds andere mogelijkheden. Plekken hoeven ook niet steeds gedefinieerd te zijn voor dit of dat, dus liefst “open” ontwerpen en bedenken.

6. Focus niet enkel op een goede ruimtelijke planning van een plek, maar monitor nadien het gebruik ervan en de relatie met de buurt. Goedbedoelde invullingen krijgen soms een heel ander gebruik in de realiteit.

7. Vind het warm water niet uit en gebruik de tools die worden uitgewerkt door het Departement Omgeving. Zo vind je tal van handleidingen op hun site. Of ga eens kijken bij de instrumentencodex voor bijvoorbeeld de Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen.

8. Jeugdconsulent en ruimteplanner: werk samen. Leer van elkaar. Een ruimteplanner kan zijn collega bijbrengen welke juridische stappen je moet ondernemen bij de ontwikkeling van een plek. Een jeugdconsulent kan inbrengen hoe dit kan georganiseerd worden en met wie.  

Inspraak

  1. Trek zelf voldoende naar buiten! Wees af en toe aanwezig in de publieke ruimte, observeer, en praat met kinderen en jongeren, met buurtbewoners en passanten. Dit zal je ook energie en een beginnend netwerk geven indien je echte planprocessen opstart.

  2. Bied kinderen en jongeren speelse, laagdrempelige en kwaliteitsvolle inspraakmogelijkheden bij bovenlokale gebiedsgerichte werking en bij het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

  3. Breng hen in direct contact met beleidsmakers, dit bevordert burgerschapszin langs de kant van de jongeren en een grotere mate van betrokkenheid bij de politici.

  4. Zorg dat minder mondige sectoren en bevolkingsgroepen een inbreng kunnen hebben en weeg hun belangen evenwaardig af. Gebruik hiervoor bestaande netwerken en gemeenschappen en breng deze bij elkaar op inspraakmomenten, al dan niet in de zijlijn van gemeenschapsvormende evenementen (zoals een buurtfeest).

  5. Durf kinderen, jongeren en jeugdwerk vroeg te betrekken in de planprocessen. Ze begrijpen meestal heel goed hoe een ruimte functioneert en kunnen tijdig aandachtspunten of randvoorwaarden signaleren.

  6. Beschouw hen niet als 1 homogene groep: individuele kinderen en jongeren enerzijds en het jeugdwerk anderzijds zijn verwant maar stellen wezenlijk andere vragen. En ook het jeugdwerk zelf is heel divers georganiseerd. Een speelpleinwerking is anders dan een jeugdbeweging of een groep jongeren die straattheater maakt.

  7. Zorg voor inspraak voor er beslissingen vallen. Of wees eerlijk in welke rol ze (maar) kunnen spelen, zo creëer je geen verkeerde verwachtingen.

  8. Pas je methodieken aan de verschillende doelgroepen (leeftijden en achtergronden) aan en besteed dit uit aan partners die ervaring hebben met deze doelgroepen zoals het jeugdwerk, buurtwerk of onderwijs.

  9. Probeer te weten te komen wat de ideeën en basisbekommernissen zijn achter letterlijke uitspraken van kinderen, jongeren, jeugdwerk en bewoners.

  10. Probeer plannen uit te leggen zodat bijvoorbeeld een kind van 10 à 12 jaar (of jonger) dit begrijpt. Dit is een goeie oefening om naar burgers in het algemeen te communiceren. 

We sprokkelden al deze aanbevelingen bij gesprekken met de volgende experts die werken rond jeugdruimte:

Sven De Visscher (Hogent), Mieke Nolf (VRP), Wouter Vander Stede en Peter De Keyser (Kind en Samenleving), Filip Stallaert (Bataljong), Jessica Vosters, Filip Balthau en Els van Effelteire (JES), Wietse Van Daele (Graffiti vzw), Pieter Quaghebeur (Das Kunst), Naomi Costrop (Scouts en Gidsen Brussel), Stijn Belmans (Uit de Marge), Geertrui Nees (Jeugddienst Mechelen), Sander Malfliet (KLJ), Stijn Oosterlinck (UA), Nadia Alliet (Kras jeugdwerk Antwerpen), Simon Verschelde (Wildebras) en vele andere.