Publieke ruimte is van groot belang voor jeugdwerk, jongeren en kinderen. Deze publieke ruimte staat onder grote druk. Door zowel ruimtelijke verdichting en toenemend autogebruik, door claimgedrag van bepaalde groepen of regels die het publieke karakter van deze collectief gebruikte ruimtes onder druk zetten.
De vraag naar jeugdruimte, ontmoetingsplekken en jeugdinfrastructuur is groot. Dat bleek een tijdje geleden al uit de 153 Debattles, debatten tussen jongeren en lokale politici n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen in 2018. Daar werd ruimte, na mobiliteit, toen als tweede belangrijkste thema op de lokale agenda naar voor geschoven.
Als antwoord op deze tendensen werkten we daarom van 2017 tot 2019 een onderzoek uit 'Collect en Connect'. Daarin stelden we het belang centraal van publiek en collectief gebruikte ruimte als ontmoetings-en verbindingsruimte voor kinderen, jongeren en jeugdwerk.
Hieronder en in de gerelateerde artikels hiernaast kom je meer te weten over de probleemstelling en de opzet van dit onderzoek en maak je via goede praktijkvoorbeelden kennis met hoe het jeugdwerk actief is in de publieke ruimte.
De essentie van onze visie op jeugdruimte geeft richting: “Kinderen en jongeren hebben recht op fysieke ruimte om volop jong te zijn. Deze ruimte moet zo georganiseerd zijn dat kinderen en jongeren er volwaardig gebruik van kunnen maken. Kinderen en jongeren moeten de ruimte ook zelf mee willen, kunnen en mogen vorm geven”.
Wietse Van Daele, Graffiti vzw: "Als prille twintigers kwamen we elke donderdagavond(nacht) clandestien samen om te rappen en beatboxen in het Zuidpark achter de oude bibliotheek van Gent. Iedereen was welkom op dit gratis event, de diversiteit was enorm. Samen keken we erop toe dat we de plek proper achterlaten, simpelweg omdat iedereen wou dat het concept kon blijven bestaan.”
Als we experts in jeugdwerk en/of publieke ruimte vragen om jeugdruimte in een publieke context te omschrijven zien we duidelijk een aantal terugkerende elementen:
Met een steeds groter wordende druk op onze ruimte zou het delen van ruimte een gegevenheid moeten zijn, maar dit wordt nog te weinig in de praktijk omgezet. In Vlaanderen is er een grote traditie van ‘iedereen heeft zijn eigen plek’. Scholen dienen enkel voor onderwijs, jeugdhuizen en jeugdlokalen worden enkel door jongeren gebruikt, ieder heeft zijn eigen stukje tuin en oprit… En deze cultuur van privatisering en commercialisering van ruimte gaat onverstoord verder (de ‘verkoopsdruk’ van de patrimonium van steden, gemeenten en kerkfabrieken, hoogbouw met tussenruimte enkel toegankelijk is voor bewoners, zomer en winterbars, …).
Minder ruimte en meer private plekken zorgen voor spanning. Dergelijke conflicten zijn normaal in een samenleving en stellen de verwachtingen van verschillende groepen scherp. Belangrijker is wat we in onze democratie doen met die conflicten. Vaak blijven die onderhuids leven omdat ze geen forum krijgen en er niet aan oplossingen wordt gewerkt. Ongekend is onbemind. En die extra spanningen zijn niet per se slecht. Spanning is niet iets waar we zo snel mogelijk moeten vanaf geraken. Niet dat alles in conflict moet gaan, maar conflict is iets waar je mee aan de slag kan gaan. Je moet een conflict vastpakken en zichtbaar houden.
Tegelijkertijd is (publieke) ruimte nog één van de weinige plekken die mensen in onze superdiverse samenleving met elkaar delen. Ruimte heeft op lokale schaal dan ook steeds meer de potentie om mensen met elkaar te verbinden (zie onderzoek van Stijn Oosterlynck, UA).
Daarom is verbinding en solidariteit tussen verschillende maatschappelijke groepen pas mogelijk als er écht ontmoeting plaats vindt, want burgerschapsvorming is een collectief project. Er wordt dan vaak naar elkaar of de overheid gekeken, maar ook het jeugdwerk kan hier een rol in spelen.
Kinderen en jongeren worden nog te weinig erkend als gebruikers van de publieke ruimte. Ze worden vaak geweerd of scheef bekeken. Een groepje vrienden is te enthousiast op trein of bus, skaters en steppers hinderen voetgangers, speelpleinen zorgen voor te veel lawaai, studentendopen maken het te bont op de pleinen van de stad… en ga zo maar door.
Door enerzijds in te zoomen op verbindende projecten en activiteiten in de ruimte en anderzijds beleidsaanbevelingen te formuleren voor alle actoren in dit vraagstuk willen we dat:
1. Andere ruimtegebruikers kinderen, jongeren en het jeugdwerk erkennen als volwaardige gebruikers van de publieke/collectief gebruikte ruimte. Zodat er:Ruimte kan pas verbindend werken als ook verschillende actoren in het veld gaan samenwerken. Zij zitten met heel wat uitdagingen die dit niet evident maken.
Het jeugdwerk heeft een sterke sociaal pedagogische rol te spelen als partner in een verbindend en kindgericht ruimtebeleid. Jeugdwerkers zijn actief in de publieke ruimte en doen waar ze goed in zijn: kwaliteitsvolle activiteiten organiseren voor kinderen en jongeren. Maar hoe kunnen ze een grotere rol spelen in hun eigen lokale context wat ruimte betreft?
We maken hier een onderscheid tussen vrijwillige en professionele jeugdwerkers:
In de gerelateerde artikels hiernaast vind je een heleboel voorbeelden over hoe het jeugdwerk in al zijn vormen aan de slag gaat in de publieke ruimte.
Jeugdconsulenten werken vanuit een brede visie op kinderen en jongeren. Ze stellen zich vandaag vooral op als verbindende schakel tussen diensten en laten anderen nadenken over een jeugdgerichte invalshoek in hun domein. Zo ook op vlak van jeugdruimte. Een jeugdconsulent die impact wil hebben, voedt zijn bestuur met zijn kennis van de leefwereld van kinderen en jongeren en stelt bij ruimtedossiers in de gemeente de juiste vragen aan de juiste mensen. De centrale vraag is natuurlijk of er voldoende geluisterd werd of rekening gehouden werd met de wensen van kinderen en jongeren. Daarvoor weegt een jeugdconsulent goed af wat hij/zij zelf kan doen en wat hij/zij beter laat doen door bestaande netwerken, verenigingen, inspraakplatformen of het netwerk van organisaties in de gemeente.
Ruimteplanners, architecten, landschapsarchitecten, mobiliteitsplanners… staan voor grote lokale uitdagingen op vlak van publieke ruimteontwikkeling en jeugdvriendelijk ontwerp in hun gemeente. Ze willen wel jeugdvriendelijke plekken ontwerpen, maar andere belangen (mobiliteit, veiligheid, omwonenden…) zijn vaak prioritair. Kinderen en jongeren betrekken bij ruimtebeleid is niet eenvoudig en is een tijdsintensieve, maar noodzakelijke keuze.
Al dan niet lokale beleidsmakers moeten worden uitgedaagd om een jeugdgericht beleid uit te werken rond publieke ruimte. We denken hierbij aan schepenen van jeugd en openbare ruimte, maar ook van mobiliteit, sport, wonen… Bij druk op ruimte wordt clichématig gedacht aan steden en voorsteden. Daar is de sense of urgence inderdaad groter dan in landelijke gemeenten. Maar eigenlijk moeten alle besturen zich dezelfde belangrijke vragen stellen:
In de verschillende artikels hiernaast vind je ter inspiratie een aantal strategieën en goede praktijkvoorbeelden hoe het jeugdwerk actief is in de publieke ruimte.