[anysurfer.logo]

De historiek van kadervorming

De historiek van kadervorming

Kadervorming

Deze pagina neemt je mee in de geschiedenis en ontwikkelingen in geattesteerde kadervorming van 1980 tot vandaag de dag. Als je graag wil weten hoe het denken rond vorming in het jeugdwerk doorheen de jaren veranderde, dan is deze tekst spek naar je bek. Ook om te begrijpen waarom de regels rond kadervorming nu net deze regels zijn geworden, biedt deze tekst een goed kader.

1. Begin van geattesteerde kadervorming: 1980 - 1995

De praktijk om jongeren die bepaalde kadervormingscursussen in het jeugdwerk volgen, een attest uit te reiken, bestaat sinds 1 januari 1980 (Kroniek, uitg. Bestuur voor Jeugdvorming, 1980, blz. 26). Dit gebeurde op basis van een reglement, goedgekeurd door de minister van cultuur. In het begin reikte het toenmalige Bestuur voor Jeugdvorming (de voorloper van Afdeling Jeugd) enkel attesten uit voor basisvorming.

De verenigingen hadden daarbij een grote autonomie inzake het organiseren van dergelijke cursussen: de inhoud en methodiek waren vrij te bepalen. De erkenningsnormen die de overheid stelde waren minimaal en kwantitatief (aantal uren, aantal deelnemers, enz.). Precies omdat het over basiscursussen ging, kwamen in de praktijk –onafhankelijk van de organiserende vereniging – nogal gelijklopende onderwerpen aan bod. In die zin ging het om algemene cursussen. Het attest bevestigde dat de houder had deelgenomen aan een cursus en een stage in het jeugdwerk had volbracht. Het gaf hem de status van “gevormd” jeugdwerker.

2. Criteria voor het uitreiken van attesten aan jeugdwerkers: 1995 - 2009

Vanaf 1995 kwam er verandering. De toenmalige minister voerde de Criteria voor het uitreiken van attesten aan jeugdwerkers in. Deze criteria namen ook attesten voor hoofdanimator, instructeur en zelfs hoofdinstructeur op. De invoering van deze extra attesten erkende een groeilijn in het leerpad van een animator / vrijwilliger in het jeugdwerk en bracht een hele dynamiek teweeg. In de loop der jaren nam het aantal uitgereikte attesten toe. De cijfers tonen aan dat het uitreiken van attesten voor een groot aantal erkende jeugdverenigingen tot de kerntaak behoort.

De criteria werden sindsdien in de loop der tijd enkele keren aangepast en bijgeschaafd, maar nooit aan een grondige verandering onderworpen. Bijna 20 jaar ging de jeugdsector door met het organiseren van kadervorming op basis van diezelfde, grotendeels ongewijzigde, visie op vorming van jeugdwerkers.

Zo bleven de criteria behoorlijk vaag over de precieze doelstelling van rol van een hoofdinstructeur en hoofdanimator. Hoewel in het algemeen gesteld werd dat in de vormingsprocessen dient gewerkt aan inzichten, houdingen of vaardigheden, werden die niet geëxpliciteerd.

Ook lag de focus van de criteria grotendeels op de thema’s of domeinen die aan bod moesten komen in kadervormingscursussen. Deze thema’s bleken op hun beurt breed geformuleerd en weinig gericht op de uitkomsten van leerprocessen die die thema’s behandelen. Op termijn heeft dit geleid tot een veelheid aan zeer uiteenlopende kadervormingsprogramma’s die elk leiden tot eenzelfde attest. Eenzelfde attest dekt met andere woorden niet dezelfde lading. Daardoor rezen zelfs binnen de eigen sector vragen over de feitelijke betekenis en onderlinge gelijkwaardigheid van de uitgereikte attesten.

3. Start van een inhoudelijke hervorming: 2009

De beleidsnota Jeugd 2009-2014 onder minister Smet schreef dan ook volgende doelstelling in: “Kinderen en jongeren ruimte geven om competenties te ontdekken en ontwikkelen” als operationele doelstelling 2 o.m.: “het competentiedenken en handelen in het jeugdwerk zelf stimuleren door: de bestaande, maar ondertussen achterhaalde regelgeving m.b.t. het uitreiken van attesten aan jeugdwerkers te evalueren en te herzien (...)” (blz. 18) “

Vanuit de noodzaak om de regeling met betrekking tot attesten en kadervorming in het jeugdwerk bij te benen met een meer hedendaagse visie op vorming van jongeren, werd een lang proces ingezet. Een proces dat naast inhoudelijke doelstellingen ook een wetgevingstechnische inslag kende: In vroegere versies van de criteria was het reglement nauw verbonden met het decreet dat erkenning en subsidiëring van landelijk georganiseerd jeugdwerk regelt. Doordat dit laatste decreet sinds 1998 veelvuldig werd gewijzigd, viel die band echter weg. In eerste instantie door de verplichting dat landelijk georganiseerd jeugdwerk kadervorming organiseerde, los te laten. Nadien doordat er geen specifieke bepalingen in het decreet werden ingeschreven voor wat betreft kadervorming.

In die zin werden de criteria een soort van pseudowetgeving: wel geldig en bepalend, maar los van enige decretale inslag. Het is net om die reden dat besloten werd op een nieuwe kadervormingsregeling in een extra artikel aan het decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid toe te voegen.

4. Proces met afdeling, sector en kabinet: 2009 – 2015

Gezien minister Smet de evaluatie en vernieuwing van de criteria in zijn beleidsnota inschreef, start het proces reeds in 2009. Echt vaart nemen, gebeurde pas in de periode 2010-2011.

4.1 De start: onderzoek en verkenning
De eerste aanleiding om het competentiedenken binnen te brengen in de attestenregeling, vindt haar oorsprong in een samenloop van bevoegdheden: minister Smet was, naast minister van jeugd, immers ook minister van onderwijs. Binnen dit beleidsdomein werd in 2007 vooral ingezet op het conceptueel uitdenken en vormgeven van de Vlaamse Kwalificatiestructuur . In het kader daarvan werd nagegaan of het mogelijk is om een ‘animator in het jeugdwerk’ te vertalen naar een profiel dat binnen dit overkoepelende raamwerk past.

Het toenmalige Steunpunt Jeugd schreef een onderzoek uit dat moest achterhalen over welke competenties een animator moet beschikken. Door in 4 rondes alle verengingen die kadervorming organiseren te bevragen, kregen de onderzoekers van VUB en Cesor een eerste zicht op een generiek competentieprofiel voor animator, hoofdanimator en instructeur. Hoewel deze oefening er niet toe geleid heeft dat het profiel van animator in de kwalificatiestructuur gekanteld is, zorgde het er wel voor dat de sector besefte dat de diversiteit van opgemaakte profielen erg groot was. Er was op dat moment weinig eensgezindheid over wat een animator, een hoofdanimator en een instructeur in het jeugdwerk moet kennen en moet kunnen. Het onderzoek zette een eerste stap door de verschillende functies binnen het jeugdwerk te vertalen naar competenties en competentieprofielen.

De conclusie van dit onderzoek ging niet onopgemerkt voorbij. Toen minister Smet zich voornam om de criteria voor kadervorming te hervormen, vond hij in het onderzoek een eerste sterke inrijpoort. De beleidsnota van de minister aan de start van zijn beleidsperiode schuift dan ook de doelstelling naar voor om “Kinderen en jongeren ruimte geven om competenties te ontdekken en ontwikkelen” en “het competentiedenken en handelen in het jeugdwerk zelf stimuleren door: de bestaande, maar ondertussen achterhaalde regelgeving m.b.t. het uitreiken van attesten aan jeugdwerkers te evalueren en te herzien (...)” (blz. 18) “.

4.2 Kwantitatieve screening door de afdeling Jeugd
Vooraleer de attestenregeling onderworpen kon worden aan een grote inhoudelijke verandering, screende de afdeling Jeugd de bestaande regeling op een aantal kwantitatieve gegevens. Zo gingen zo onder andere na:
  • Hoe veel verenigingen geattesteerde kadervorming aanbieden en om welk soort verengingen het gaat. 
  • Hoe veel cursussen er jaarlijks plaatsvinden. 
  • Hoe veel deelnemers er jaarlijks in de regeling stappen. 
  • Welke attesten er jaarlijks uitgereikt worden. 
  • Waar stages plaatsvinden en hoe verenigingen deze opvolgen. 
  • … 

Uit de kwantitatieve screening haalde de afdeling ook enkele conclusies:

  • Het jeugdwerk investeert enorm in vorming 
  • De vormingsinitiatieven bereiken veel deelnemers 
  • AJ reikt jaarlijks heel wat attesten uit en “erkent” daardoor op symbolische wijze de vorming die “past” in de Criteria 
  • De geattesteerde kadervorming is de meest “formele” non-formele vorming

4.3 Eerste bevraging van de sector (SWOT analyses)
Volgend op een eigen screening werd ook de sector gevraagd een analyse te maken van de bestaande regeling. Zowel Steunpunt Jeugd alsook de Vereniging Vlaamse Jeugddiensten (VVJ) startten een participatief proces op om de eigen stakeholders te vragen achter de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen voor wat de attestenregeling betreft. De precieze invulling van het SWOT kader door beide organisaties vind je in bijlage. Beide organisaties schoven ook suggesties tot verbetering naar voor:

Steunpunt Jeugd
  • Inzetten op vier geattesteerde kadervormingstrajecten (cf. huidige criteria) 
  • (Kader)vorming uitbouwen vanuit competenties
  • Een attest dat competenties benoemt 
  • Ruimte voor flexibele, erkende vormingsprogramma’s
  • Een erkenning als (kader)vormingsorganisatie
  • Meer ruimte voor samenwerking ifv vorming en kadervorming tussen verenigingen
  • Een stage voor hoofdinstructeurs - Subsidiebeleid voor gevolgde kadervorming in het jeugdwerk (lokaal niveau)
Vlaamse Vereniging Jeugddiensten (VVJ)
  • T.a.v. huidige criteria - Behoud verschillende niveaus van attestering 
  • Duidelijker definities kwaliteitsvolle kadervorming (cursus en stage) 
  • Grondigere kwaliteitscontrole 
  • Meer nadruk op praktijk/stage 
  • Drempelverlaging / verhogen toegankelijkheid
  • Monopolie landelijke organisaties loslaten

T.a.v. link competenties

  • Inschrijven kadervorming in het grotere EVC-verhaal
  • Sleutelwoord = beoordeling (cf. portfolio, evt. ervaringsbewijs jeugdwerker)

T.a.v. lokaal jeugdbeleid

  • Rol voor jeugddienstmedewerkers in bekendmaking en ondersteuning kadervormingsaanbod en stagebegeleiding jongeren
  • Rol jeugddiensten in communicatie naar lokale werkveld en jeugdbeleidsactoren

4.4 Werkgroep attesten
Na het opleveren van de SWOT analyses bleef het een hele tijd stil rond de hervorming van de geattesteerde kadervormingsregeling. Ongeveer een jaar later weerklonk de oproep om deel uit te maken van een officiële werkgroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van afdeling Jeugd, Steunpunt Jeugd, VVJ en sectorvertegenwoordigers.

Deze groep kreeg de opdracht om tegen de zomer van 2012 een uitgewerkt voorstel te hebben met betrekking tot kwaliteitscriteria voor de verenigingen én de competentieprofielen voor animator, hoofdanimator en instructeur.

Van de werkgroep werd een nota verwacht, geen ontwerp van decreet. De nota zou aan de minister worden overgemaakt waarna kan het traject verder geconcretiseerd werd.

De groep kreeg vanuit kabinet Smet drie insteken mee: Ten eerste was het kabinet op zoek naar een kwaliteitskader en erkenningsformule voor vormingsverenigingen. Dit zou moeten toelaten dat verenigingen zelf attesten kunnen aanmaken en uitreiken. Ten tweede zouden competentieprofielen de nieuwe basis vormen van de attesten. Het attest hoofdinstructeur zou verdwijnen.

De werkgroep startte uiteindelijk op 12 januari 2012 met haar werkzaamheden. De opdracht bestond uit drie processen:
  • Kwaliteitskader vormingsverenigingen
  • Competentieprofielen
  • Aanpassing decreet en uitvoeringsbesluiten

Wanneer we nadien de balans opmaken, blijkt dat de werkgroep een bijzonder hobbelig parcours zou rijden, met erg veel interne en externe discussies. De hervorming van de regeling blijkt een erg grote verandering om te slikken voor verschillende verenigingen in de sector. De aanpassing van decreet was dus allesbehalve een gemakkelijke bevalling.

5. Vernieuwde regelgeving, in werking vanaf 1 oktober 2015

De vernieuwde criteria houden heel wat veranderingen in ten opzichte van de vorige regeling. We overlopen hier de achterliggende visie en schetsen de grootste veranderingen.

5.1 Achterliggende visie
De regeling vertrekt vanuit een achterliggende visie met een paar rode draden:

Verhogen van de betekenis van een attest in het jeugdwerk
Doorheen de verschillende jaren dat de attestenregeling bestaat, is de betekenis van een attest aan verschuiving onderhevig. In de vorige versie van de criteria stonden inhoudelijke domeinen aan de basis van een cursus en bijhorende stage. De relatief vage domeinen boden echter weinig garantie aan wanneer het gaat over concrete vaardigheden, kennis en attitude die een jongere opdoet in het doorlopen van een kadervormingstraject. Verenigingen hadden erg veel vrijheid in de interpretatie en verdere uitwerking van de inhoudelijke domeinen tot een cursus. Deze vrijheid sluit dan wel aan bij de grote diversiteit in de sector, ze heeft echter het nadeel dat het onduidelijk is wat een animator in het jeugdwerk nu juist kent en kan. Door een competentieprofiel de basis van elk kadervormingstraject te maken, wil de nieuwe regeling dit nadeel ongedaan maken. Elke vereniging werkt op zijn/haar eigen manier aan de basiscompetenties die een animator, hoofdanimator en instructeur dient te bezitten. Elk uitgereikt attest zal deze competenties ook vernoemen. Op die manier hoopt de nieuwe regeling de betekenis van het attest te verhogen, binnen èn buiten de sector.

Jongeren leren competenties herkennen en bij zichzelf benoemen
Bovendien leren de deelnemers doorheen hun traject de competenties ook herkennen en benoemen. De opvolging van een jongere die deelneemt aan een kadervormingstraject, staat volledig in het teken van benoemen van competenties en competentieontwikkeling. Op die manier wil de nieuwe regeling de transfer van competenties over contexten heen (jeugdwerk, school, thuis, arbeidsmarkt, …) faciliteren.

Meer verantwoordelijkheid en eigenaarschap voor de jongere
De nieuwe regeling legt heel wat verantwoordelijkheid in handen van de deelnemer. De jongere dient het traject zelf in handen te nemen. Het afronden van het gehele traject moet binnen een periode van drie jaar gebeuren. Het is aan de jongere zelf om deze periode te respecteren. Bovendien moet hij/zij zelf initiatief nemen om de verschillende delen (cursus, stage, evaluatiemoment) tijdig af te ronden.

Verhoogde begeleiding door vereniging
Doorheen het hele traject kan de jongere wel steunen op een verhoogde begeleiding door de vereniging. Waar je vroeger als organisator van cursussen je deelnemers na afloop kon ‘loslaten’ in het jeugdwerk, ben je in de nieuwe regeling verplicht om meer opvolging te voorzien. Je bent immers contactpersoon voor elke deelnemer die in zijn/haar traject moeilijkheden tegenkomt. Daarnaast dien je de deelnemers, na afronding van hun stage, opnieuw in huis te halen voor een evaluatiemoment. Voor dit laatste voorzie je ook begeleiders.

Doorheen elk deel van het traject kan een jongere rekenen op ondersteuning, begeleiding en feedback voor wat betreft zijn competentieontwikkeling. De organiserende vereniging staat hier voor in.

5.2. Grootste veranderingen
We spreken in het vervolg van kadervormingstrajecten:

Attest = cursus (50u) + stage (50u) + evaluatiemoment (4u/2u)

De flow in vroegere criteria: de vereniging organiseert een cursus >> De deelnemer beëindigt de stage positief >> stuurt het stageboekje op naar de vereniging >> vereniging vraagt attesten aan en stuurt ze naar deelnemers. In de nieuwe regelgeving bestaat een kadervormingstraject uit 3 grote delen: Vereniging organiseert en begeleidt cursus van 50u >> deelnemer doet stage (50u) >> de vereniging organiseert een evaluatiemoment (4u in groep / 2u per individu). Een deelnemer die elk van de drie elementen vervolledigde, kan een attest bekomen.

Afronding van een traject gebeurt in maximum 3 jaar
Jongeren worden verplicht om binnen drie jaar hun gehele traject af te ronden. Vanaf het moment dat ze hun eerste dag cursus beleven tot aan de afronding van het evaluatiemoment mag er drie jaar overgaan.

Opvolgingsplicht voor de vereniging doorheen het hele traject
Waar je vroeger een cursus organiseerde en je deelnemers nadien losliet op het jeugdwerklandschap, ben je nu verplicht om ze na hun begeleide stage opnieuw in huis te halen voor een reflectiemoment. Dit betekent dat je als vereniging zowel instaat voor de organisatie van een cursus, alsook een evaluatiemoment voor deelnemers die hun stage afgerond hebben. Dit impliceert ook dat je contact houdt doorheen het traject . 

Werken met een generiek trajectboekje
In het vernieuwde decreet staat opgenomen dat alle deelnemers doorheen hun kadervormingstraject met hetzelfde instrument opgevolgd worden. De afdeling Jeugd werkte hiervoor, in samenspraak met vertegenwoordigers van de jeugdwerksector, een generiek trajectboekje uit. Dit boekje zal zowel tijdens cursus, alsook stage en het evaluatiemoment de voortgang van competentieontwikkeling bijhouden.

Gewijzigde administratie
In de nieuwe regeling werkt men niet langer met gekleurde formulieren die je moet indienen. Je vult dus geen witte, gele, oranje en roze formulieren meer in. In het nieuwe systeem dien je per soort kadervormingstraject éénmalig een dossier in waarin je aangeeft wat je visie is op het traject, welke inhouden aan bod komen en op welke wijze je het traject organiseert en ondersteunt. Nadien moet je enkel nog melding maken wanneer je een cursus organiseert. Geen verslag meer opsturen, geen cursusschema’s indienen op voorhand, …

Cursus, stage en evaluatiemoment zijn gebaseerd op competentieprofielen
De vroegere, eerder vage, domeinen zorgden er voor dat cursusinhouden vooral afgestemd werden op verplichte inhouden. Dit systeem wordt opgegeven. In de nieuwe regeling stemmen cursusinhouden zich af op competentieprofielen. Elk attest (animator – hoofdanimator – instructeur) heeft zo een eigen profiel met een lijst van competentie waaraan gewerkt moet worden. Op die manier staan leerresultaten vooraan en bepalen deze de inhoud van een cursus.

Cursusuren gelijkgetrokken op 50u
In de vroegere regeling telde een cursus animator minimaal 60 werkelijke vormingsuren, een hoofdanimatorcursus en een instructeurscursus 30u. In de nieuwe regeling worden alle cursussen qua vormingsuren gelijkgetrokken op de grens van 50u. Dit getal geldt als een minimum- en maximumaantal.

Minstens 4 deelnemers op cursus
De begeleiderseisen voor cursussen verstrengen
De verantwoordelijke ter plaatse dient – naast een instructeursattest – ook al wat ervaring te hebben met het begeleiden van cursussen.

6. Evaluatie van de vernieuwde regelgeving

Op het moment dat de criteria rond Kadervorming vernieuwd werden en in het decreet werden gegoten werd tussen de jeugdwerksector en afdeling Jeugd afgesproken om vóór het einde van 2018 een grondig evaluatieonderzoek uit te besteden om de nieuwe regeling meteen te evalueren en indien nodig aan te passen. Het onderzoek werd uitbesteed aan Hogeschool VIVES. De onderzoekers focusten zich op de volgende vragen: 

  •  Op welke manier wordt de nieuwe regelgeving in de praktijk gebracht? 
  • Wat zijn de ervaringen van deelnemers, verenigingen, stageplaatsen en administratie bij de vernieuwingen? 
  • Wat is het effect van de nieuwe trajecten op de competenties die de deelnemers verwerven?
Op geregelde tijdstippen vond er een klankbordgroep plaats. Dit om feedback te geven over de aanpak, richting en tussentijdse resultaten van het onderzoek. De klankbordgroep kwam voornamelijk op vraag van de onderzoeker en departement CJM samen om richting te geven aan de onderzoeker wanneer hij daar behoefte aan had. Veelal adviseerde de groep in het type vragen dat in het onderzoek aan jongeren gesteld werd, de timing en manier waarop vragenlijsten gelanceerd werden en focusgroepen ingepland werden. Verschillende medewerkers van jeugdwerkorganisaties maakten, samen met De Ambrassade en departement CJM, deel uit van de klankbordgroep. 

Op 10 december 2018 stelde het Departement Cultuur, Jeugd en Media de resultaten van het onderzoek voor. 

Algemeen besluit van de onderzoekers: 

  • Het decreet kadervorming is een 'compromis' voor een zeer diverse sector om tot een generiek attest te komen.
  • Er is tijd nodig om alle gevolgen van het decreet zichtbaar te maken, maar de meeste organisaties hebben er mee leren leven. 
  • De hoge waardering voor de kwaliteit van de kadervorming en het feit dat deelname aan een traject jongeren versterkt als animator, hoofdanimator or instructeur, maar ook als mens, vormen een bevestiging van het belang van kadervorming en van een overheid die kadervormingsinitiatieven ondersteunt. 
  • Een aantal wijzigingen in het decreet zouden het draagvlak verder kunnen versterken, zonder noodzakelijkerwijs het 'generieke' karakter van de attesten uit te hollen. Doel van het evaluatierapport is bij te dragen tot een inhoudelijk debat daarover. 
Je kan hier het volledige onderzoek lezen. 

Het onderzoek werd het startpunt van een traject dat het departement samen met De Ambrassade en enkele verkozen jeugdwerkorganisaties liep. Ze kwamen tot een voorstel tot wijziging van de regelgeving uit. Alle jeugdwerkorganisaties die kadervorming organiseren worden betrokken via de beleidswerkgroep kadervorming van De Ambrassade. 

Aanpassingen aan de regelgeving - 1 november 2020

De regelgeving voor geattesteerde kadervorming staat op twee plaatsen. Enerzijds in het decreet Vlaams Jeugd- en kinderrechtenbeleid en anderzijds in het uitvoeringsbesluit kadervorming. 

  • De wijzigingen in het uitvoeringsbesluit kregen een eerste principiële goedkeuring op 17 juli en werden definitief goedgekeurd op 25 september 2020. Ze gingen in op 1 november 2020. Met een uitzondering voor de afschaffing van het evaluatiemoment. Dat werd als corona-uitzonderingsmaatregel vervroegd ingevoerd bij de start van de lockdown op 13 maart 2020. 
  • De wijzigingen in het decreet gingen in vanaf 1 september 2020. 

Welke wijzigingen staan waar? 

De wijzigingen in het decreet mbt kadervorming 

1. De organisaties die erkend zijn binnen het decreet bovenlokaal jeugdwerk, jeugdhuizen en jeugdwerk voor bijzondere doelgroepen zullen ook geattesteerde kadervormingstrajecten kunnen aanbieden. Binnen dit decreet zijn er vier initiatiefnemers. De mogelijkheid om geattesteerde kadervormingstrajecten aan te bieden geldt enkel voor twee van de vier initiatiefnemers:  

  • Geprofessionaliseerd jeugdwerk met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren 
  • Bovenlokaal jeugdwerk met kinderen en jongeren met een handicap  
2. Het evaluatiemoment wordt geschrapt. 

Het evaluatiemoment werd al vervroegd geschrapt vanaf 13 maart 2020 als corona-uitzonderingsmaatregel voor geattesteerde kadervorming. Dat wil zeggen dat jongeren die vanaf 13 maart 2017 hun cursus en stage volgden zonder deelname aan een evaluatiemoment hun traject toch kunnen vervolledigen. (want een traject moet vervolledigd worden in drie jaar) 

De wijzigingen in het uitvoeringsbesluit m.b.t. kadervorming 

1. Termijn indienen erkenningsdossier 

De termijn om een aanvraagdossier voor een erkenning van geattesteerde kadervormingscursussen in te dienen wordt verkort van zes maanden naar drie maanden. Dit betekent dat organisaties die graag een erkenning willen indienen dit nu ten laatste 3 maanden voor aanvang van hun eerste geattesteerde cursus dienen te doen. 

2. Vijfjaarlijkse herziening van het erkenningsdossier 

Organisaties zullen hun erkenningsdossier iedere vijf jaar moeten herzien zodat de inhoud relevant blijft. Het erkenningsdossier wordt als leidraad gebruikt bij de controles van het departement CJM dus het is belangrijk dat alles wat hierin staat klopt met de realiteit. 

3. Nieuwe + herformulering deelcompetenties 

Naast enkele herformuleringen van competenties en deelcompetenties die de duidelijkheid ten goede komen, werden er ook enkele deelcompetenties toegevoegd. Hieronder volgt een opsomming van de toegevoegde (deel)competenties per competentieprofiel. 

Animator 

   1.E. Je houdt rekening met de diverse achtergronden, behoeften en mogelijkheden van de kinderen en jongeren     en speelt daarop in 

   Deze deelcompetentie werd toegevoegd onder de hoofdcompetentie 1. Kinderen en Jongeren begeleiden. 

   4. De emotionele en fysieke veiligheid en integriteit van kinderen en jongeren waarborgen. 

   Deze hoofdcompetentie bestond al maar werd aangepast. Oorspronkelijk ging het vooral over de fysieke     veiligheid van kinderen en jongeren. Daarom werden de woorden 'emotionele' en 'integriteit' toegevoegd. 

   4.D. Je laat jongeren bewust omgaan met het gebruik en het delen van fotomateriaal 

   Deze deelcompetentie werd toegevoegd onder de hoofdcompetentie 4. De emotionele veiligheid en integriteit     van kinderen en jongeren waarborgen. 

Hoofdanimator 

   1.E. Je houdt rekening met de diverse achtergronden, behoeften en mogelijkheden van de animatoren en speelt     daarop in 

   Deze deelcompetentie werd toegevoegd onder de hoofdcompetentie 1. Animatoren begeleiden. 

   6. De werkingen praktisch organiseren en omkaderen 

   Deze hoofdcompetentie is een samenvoeging van wat vroeger twee verschillende competenties waren.     (organiseren en omkaderen). Aan de inhoud verandert er niets. 

Instructeur 

   1.E. Je houdt rekening met de diverse achtergronden, behoeften en mogelijkheden van de deelnemers en speelt     daarop in 

   Deze deelcompetentie werd toegevoegd onder de hoofdcompetentie 1. Deelnemers begeleiden. 

   8. vorming praktisch organiseren en omkaderen 

   Deze hoofdcompetentie is een samenvoeging van wat vroeger twee verschillende competenties waren.     (organiseren en omkaderen). Aan de inhoud verandert er niets. 

    De volledige competentieprofielen kunnen jullie in het uitvoeringsbesluit nalezen. (pagina 3-6). 

4. Aangepaste begeleiderseisen 

Om ervoor te zorgen dat organisaties steeds voldoende begeleiders vinden voor hun geattesteerde kadervormingscursussen, werden de begeleiderseisen aangepast. Omdat het evaluatiemoment werd afgeschaft, verdwijnen vanzelfsprekend ook de begeleiderseisen hiervoor. 

 De nieuwe begeleiderseisen kunnen jullie lezen in het uitvoeringsbesluit. (pagina 7-8) 

5. Ruimte voor verdieping of organisatiespecifieke inhoud 

Het traject bestaat uit een theoretisch gedeelte en een stage. Beide bestonden uit 50 uur. Maar dit werd gewijzigd. Het theoretisch gedeelte bestaat nu uit minstens vijftig en maximaal vijfenvijftig uur. Minstens vijftig uur wordt daarbij besteed aan de verwerving van de competenties. Dat wilt zeggen dat organisaties die dit willen ruimte hebben om de extra 5 uur te besteden aan organisatiespecifieke inhoud, een verdieping van de verschillende competenties enzovoort. Een cursus kan dus bestaan uit 50 uur, 50 uur en 37 minuten, 54 uur, ..., 55 uur.