In 2019 start een nieuwe regering maar alvorens dit concreet werd ging De Ambrassade nog in gesprek met 'aftreden' minister Sven Gatz.
Hoe had hij de samenwerking met het jeugdwerk beleefd, wat onthoudt hij als minister van jeugd, welke tips heeft hij nog voor ons?
Het volledige artikel is te lezen in de 4e editie van ons Ambras Magazine.
Hij gaf daarbij ook 4 tips hoe je een minister kan overtuigen die vind je onder de foto terug.
“Er wordt naar mij gekeken als ‘de oplosser’, maar tegelijk word ik daarin overbevraagd. Soms is er gewoon minder geld. Dus gedeelde budgetten kunnen een dossier vooruithelpen. Zoals vervoer naar de kampplaatsen of de vergroening van de speelplaatsen, die centen komen van meerdere ministers.
Bij de vraag naar meer middelen in het jeugdwerk zag ik zo de jeugdsector en de Vlaamse Jeugdraad communicatief op hun sterkst: de juiste campagne werd opgezet om 7 miljoen extra te krijgen voor het jeugdwerk, en die werd op het juiste moment gelanceerd, zo’n half jaar voor de opmaak van de begroting. En dus bovenal: de campagne zocht ook draagvlak bij andere ministers. Toen ik op de regering extra middelen vroeg voor het jeugdwerk, vonden de andere ministers dat niet meer dan normaal.”
“Over onderwijsbudgetten wordt niet zoveel gediscussieerd: meer kinderen, dus meer geld. Maar andere jeugddossiers hebben stevige argumenten nodig. Ik vertrek graag van onderzoekscijfers omdat je dan een makkelijker gesprek voert met collega’s. Er is naast de vergrijzing ook verjonging. En van dat eerste hebben we veel cijfers, daar zién we de noden en daarover praten we. Jeugdbeleid heeft die cijfers ook nodig. En moet die vaker inzetten om beleidsmakers te overtuigen.”
“Met de Vlaamse Jeugdraad en de jeugdsector kon ik altijd communiceren in eenvoudige en directe taal, zonder omwegen. In mijn gesprekken met andere sectoren is het soms moeilijker om elkaar te begrijpen. Het jeugdwerk zegt letterlijk wat het wil: ‘7 miljoen extra voor het jeugdwerk’, ‘meer kampplaatsen en slimmere mobiliteit ernaartoe‘, ‘meer jeugdwerkinitiatieven’.
Al hou ik van rechtstreekse gesprekken, brieven en adviezen aan ministers moet je ook blijven doen. Maar ik begrijp soms teksten van andere sectoren niet. Het is belangrijk om een taal te gebruiken die iedereen begrijpt. En dat kunnen jullie. Door je standpunten voor veel andere mensen begrijpbaar te maken, voelen ook meer mensen zich betrokken en aangesproken. Dat geldt trouwens ook voor politici. Mezelf inbegrepen.”
“Jongeren meenemen naar politici, blijf dat ook doen. Ik deed dat ook toen ik bij de brouwersector werkte: soms nam ik een kleine brouwer mee om te lobbyen bij moeilijke gesprekken, en bewust niet de grote spelers. Dat geeft andere gesprekken, en dus een wereld van verschil. Ik zie ook dat ministers die bij het jeugdwerk op bezoek zijn geweest, makkelijker de kracht van het jeugdwerk begrijpen.”