*Marcel Proust was een Franse denker en schrijver die in het begin van de 20 e eeuw een vragenlijst maakte om je ware aard, wortels en drijfveren te ontdekken. Op www.vragenvanproust.nl kun je de vragen zelf eens doorlopen (en Prousts eigen antwoorden lezen).
Dit artikel verscheen in de 5e editie van het Ambras magazine.
Klik op de afbeelding hierboven voor de aparte interviews.
was meer dan 25 jaar directeur van Arktos, een organisatie die kinderen en jongeren in kwetsbare situaties laat zien dat ze eigen talenten en kwaliteiten hebben. Sinds september 2019 leidt hij Ave Regina in Lovenjoel, waar kinderen, jongeren en volwassenen met een mentale beperking of gedrags- en emotionele stoornissen wonen.
34. Ik heb wel wat watertjes doorzwommen, maar voel toch de energie van een jong veulen. Thuis was ik de jongste en ik ben me altijd zo blijven voelen. Dat kan verklaren waarom ik mij blijf bewegen tussen jonge mensen. Als mensen me als de oudste, de grijze en wijze man, de baas zien, dan schrik ik nog steeds even.
Dat ik onrustig ben. Sommigen begrepen niet dat ik van werk veranderde. “Je zat toch goed?” Hopelijk vinden ze mij ook iemand die mensen kan meenemen en inspireren. En dat vind ik fijn, dat is ook wat ik wil doen: samen met mensen een verhaal schrijven en daar schouder aan schouder stappen in zetten.
Ik heb eerst een tijdje thuis gewerkt. Met vier kinderen en mijn vrouw in huis, die ook net van werk was veranderd. Best pittig, maar ook fijn. Wat zijn we toch flexibele wezens die vervellen tot iets wat ze niet dachten dat ze aankonden. Anderen spontaan zien, op restaurant of café, dat heb ik wel gemist. Maar wat creativiteit hielp.
Ik heb een stevig Chiroverleden. Maar dat was nooit de start van een plan. Toen ik sociaal werk studeerde, wilde ik eigenlijk een stageplek in stervensbegeleiding. Maar die plaatsen waren alleen beschikbaar voor vrouwen. Dus ik deed stage in een CLB en belandde zo in mijn eerste job bij de koepel voor provinciaal onderwijs. Ik wil mensen organiseren ‘en ontwikkelen’, dat heeft wel altijd in mij gezeten. Die kans kwam op mijn pad, toevallig in het jeugdwerk.
Jeugdwerk biedt een fond. Het is een vrijplaats waar je authentiek jezelf kan zijn én ruimte krijgt om te spelen, verantwoordelijkheid te nemen, fouten te maken … zonder je ouders. Wanneer je jeugdwerk gaat objectiveren, maak je het kapot, zeggen sommigen. Maar het is wel nodig om te kunnen aantonen hoe belangrijk je bent.
Hardnekkige beestjes, zeker de jongeren met een rugzak, die indruk op me maken. Je goed voelen, dat is nooit makkelijk geweest, en het wordt er niet makkelijker op. De wereld vandaag is zo complex, legt de lat hoog, vraagt meer en meer keuzes ... en toch blijven zovelen op hun benen staan. We mogen dat nooit vanzelfsprekend vinden. In de eerste maanden van de lockdown heeft het te lang geduurd voor beleidsmakers een prioriteit maakten van het welzijn van kinderen en jongeren.
Ze mogen jongeren niet laten verdrinken in de anonimiteit. Want je hebt jongeren die zwelgen in het plezier van de bruisende stad. Maar er zijn er ook die onzichtbaarheid zoeken en zo geïsoleerd kunnen geraken. Structurele brossers, of jonge vluchtelingen vinden kieren waarin ze kunnen liggen, waar niemand hen ziet. Verenigingswerk zoekt die verbinding, en dat blijft heel hard nodig.
Het verbaast me niet dat jongeren die al vaak afgewezen zijn niet met hun gezicht tegen de muur willen lopen. Daarom moet een samenleving investeren in contente mensen, die weten wat ze waard zijn, die keuzes kunnen maken, zonder bang te zijn van wat ze niet kennen. Mijn advies voor jonge mensen zou zijn: ga in gesprek met mensen die de sprong waagden en zoek fijne mensen op die naast je gaan staan.
Ik was altijd al een believer van intersectoraal werken, voorbij de eigen focus. Nu werk ik in de welzijnssector en zie dat de mensen die hier werken vertrekken vanuit dezelfde inspiratie, doelstelling en zelfs methodieken als jeugdwerk. Laat ons geen energie steken in zoeken naar verschillen, we hebben zoveel gemeenschappelijk.
Onnozel doen met mensen. Humor is een glijmiddel, om mij goed te voelen en te kunnen functioneren. Bij elke klus of aan elke tafel moet er even gezwanst kunnen worden. Zo maak je contact met mensen, ‘naast de kwestie’ waar het op dat moment over gaat.
Ik ben echt niet bezig met mijn nalatenschap. Maar ik hoop wel dat ze zullen blijven bruggen bouwen. Tussen teams binnen een organisatie, en tussen organisaties en sectoren muurtjes en hokjes afbreken. Overal, ook bij de administratie en de poetsploeg, zitten mensen met inzichten en ideeën.
werkte 40 jaar voor de Vlaamse overheid. Eerst 20 jaar als inspecteur voor werkgelegenheidsprojecten, vanaf 2001 als adviseur op het departement jeugd met een focus op (internationale) jongerenprojecten en gesubsidieerde verenigingen. Net voor de zomer van 2020 ging ze met pensioen.
Lichamelijk voel ik al wel wat gebreken en de spiegel liegt ook niet. Mentaal voel ik me een stuk jonger. Geen piepkuiken meer maar eerder ergens in de 40. Ik heb nog steeds zotte dromen en projecten, ga graag in gesprek met jonge mensen, en zij met mij. Ik ben er niet vies van om me door hen te laten overtuigen.
Ik ben een pragmatisch, no-nonsense mens. Ik denk dat ik rustig overkom en kan goed relativeren. Al is dat vanbinnen soms anders. Ik praat graag maar kan ook goed luisteren en mensen weten dat ik hun vertrouwen niet zal schenden. Ik merk dat mijn vrienden me graag raad vragen. En ik hoop ook dat ze vinden dat ik lekker kan koken en hen goed ontvang.
Eerst schrok ik van de nieuwe situatie: wat kan wel en wat niet meer? Al snel voelde ik ook de fijne kanten van de nieuwe situatie: mijn partner en ik woonden even samen en dat werkte, ik herontdekte de natuur in mijn buurt en was dankbaar voor mijn tuintje. Ik leerde ook dat ik een sociaal wezen ben. Online vergaderingen voldeden niet.
Mijn vader zat in sociaal-cultureel werk, mijn moeder was aan de zijlijn ook geëngageerd. Ik deed Chiro, Scouts, speelplein, kadervormingscursussen van de Nationale Dienst voor Openluchtleven. Maar professioneel koos ik pas 20 jaar later opnieuw voor het jeugdwerk. Een vacature in internationaal jeugdwerk kwam op mijn pad binnen de Vlaamse overheid. Dat ik voeling had met jeugdwerk en verenigingswerk in de praktijk heeft me altijd geholpen.
Dat de veiligheidsraad van de zomerkampen een groot thema maakte, toont dat het belang van jeugdwerk erkend wordt. Zonder jeugdwerk geraken zo veel kinderen en jongeren geïsoleerd, zeker maatschappelijk kwetsbare kinderen. In het jeugdwerk ontmoet je je vrienden, ben je veilig, kan je je kracht tonen. Op een andere manier dan op school.
‘De jeugd’ bestaat niet, er zijn individuen. Zijn die zo anders dan in mijn jeugd? Elke jonge mens in elke generatie start met dromen en waarden, en zoekt naar hoe hij die kan waarmaken. Al is er wel wat veranderd in de context waarin jongeren opgroeien. Meer keuze-opties, bijvoorbeeld: ga ik verder studeren of naar het buitenland? Stap ik in de ratrace of blijf ik meer thuis voor mijn gezin? Ga ik opnieuw studeren? En ze lijken, ondanks al die uitdagingen, toch meer te kunnen en meer te realiseren.
Jongeren moeten hun plek kunnen vinden, ook in de stad. Letterlijk: waar mogen ze spelen? Waar kunnen ze wonen? Maar ook: hoe vinden ze de job die ze graag doen? Bovendien is diversiteit een realiteit in de steden, maar heel wat jongeren worden gediscrimineerd bij het zoeken naar een huis of een job. Terwijl er zo veel jonge werklozen zijn. Dat vraagt een antwoord.
Ik denk dat iedereen wel voor iets bang is. Maar je angst mag jou niet leiden. Jezelf de tijd geven om je open te stellen en zo nieuwe dingen te ontdekken, is zo verrijkend. Ik heb zelf veel gereisd. Ik vertrok, en behalve de eerste nacht was niets vastgelegd. Mijn reisgezelschap en ik lieten dat afhangen van toevallige ontmoetingen. En zo belandden we in prachtige verhalen en op de mooiste plaatsen.
Kritisch zijn. Ik blijf veel vragen stellen en plaats kanttekeningen om alles uit de kan te halen. Ik ga niet dwarsliggen, maar wil dat we zeker zijn over de juiste weg naar een resultaat. En of we zeker zijn dat we iedereen op dezelfde manier behandelen.
De trajecten die aan decreetswijzigingen voorafgingen, waarbij we samen met de sector antwoorden zochten, ik hoop dat dat blijft. En dat ze die ‘gelijke behandeling in gelijkaardige situaties’ hoog in het vaandel blijven houden en verderwerken aan de basismonitoring die het jeugdwerk beter in kaart moet brengen.
was 18 jaar directeur van JES, het stadslabo voor kinderen en jongeren in Antwerpen, Brussel en Gent. In april 2020 startte hij als directeur van het Huis van het Nederlands. Hier leidt hij het team dat mensen die Nederlands willen leren naar het juiste aanbod doorverwijst, en informele en formele leerplekken ondersteunt. Zijn eerste job buiten de jeugdsector in meer dan 30 jaar.
Ik ben 55 en ik voel me in ieder geval jong genoeg om nog een switch te maken in mijn professionele carrière. Om te springen, om mijn tanden te zetten in een nieuwe uitdaging. Het was nu... of nooit meer. Dat zou aan JES ook de ruimte geven voor een nieuwe impuls in het management. Dat geeft altijd dynamiek.
Sommigen vinden dat ik Brussels minister had moeten worden. Maar dat zegt me niets. Op een kabinet had ik misschien nog wel een rol kunnen spelen. Ik ben wel gevraagd, maar nooit op het juiste moment om JES te verlaten. Eigenlijk praten we vooral over de belangrijkste bijzaken ter wereld: muziek, de koers en voetbal.
Ik startte mijn nieuwe job in de lockdown. Dus kon veel lezen, kon tijd nemen om het nieuwe beleidsplan voor te bereiden. Maar ik zat daardoor ook in video-overleg tot ik er hoofdpijn van kreeg. Een pintje drinken en op restaurant gaan, dat miste ik. Al de rest, ça va. Ik ben blijven fietsen en wandelen, net als ervoor, en het was mooi weer.
Op mijn zevende mocht ik naar de Chiro van Schaarbeek. Leider, groepsleider, gewestleider - zo groeide dat. ‘Geen Chiro deze week’ was de ergste straf. Wij hadden geen tuin, maar bij de Chiro was er plaats: eerst het ‘wilde gebied’ met de spoorwegen van het Noordstation en de volkstuintjes, later een overdekte speelplaats van drie volleybalvelden groot in GC De Kriekelaar. Daaruit volgden enkele jaren bij Chirojeugd Vlaanderen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel, voor ik bij JES ging werken.
In het jeugdwerk mag je proberen en daaruit leren. En je leert er met elkaar omgaan. Elke organisatie heeft zijn eigen focus: creativiteit, milieubewustzijn, zelfredzaamheid, groepsvorming … maar de essentie blijft dezelfde. De constructiviteit van het jeugdwerk contrasteert met al het negatieve. Het zou interessant zijn om te onderzoeken of de kankeraars van vandaag banden of wortels hebben in jeugdwerk.
Eigenlijk moet je me vragen hoe ik de volwassenen van vandaag zou omschrijven. Want ik begrijp het vaak niet: ze hebben zelf stommiteiten gedaan, in een jeugd vol rijkdom, en ze zijn toch zo meedogenloos geworden. Vandaag hebben we zoveel meer inzicht in jonge hersenen en genetica: laat ons jongeren en hun gedrag beter begrijpen, en meer marge laten. Een foute keuze moet niet meteen een boete, een lijn op je strafregister, een arrestatie … worden. Jongeren zijn niet veranderd, hun context wel: schermen die jou bekijken, de druk om perfect te zijn. Dat is anders dan vroeger.
Op publieke ruimte. Steden zijn enorm gegroeid. Er zijn steeds meer mensen op minder oppervlakte, dat blijft groeien, zeker in buurten met veel armoede. Dus mensen wonen er kleiner, en zeker de kinderen en jongeren, die willen dan naar buiten. De openbare ruimte moet daarom meer worden uitgebouwd, slimmer worden ingericht. Er zijn hele goede voorbeelden in Gent, Brussel en Antwerpen, maar dat is nog niet genoeg.
Angst is een mannetje dat je achtervolgt als je gaat lopen. Maar als je hem zelf tegemoet - treedt, dan loopt ’ie weg. Dat is een mooi beeld dat me ooit werd gegeven tijdens een opleiding. Je moet gaan ontdekken wat je onbekend is.
Digitalisering kan complementair zijn aan onze vroegere manier van werken. Daarnaast heb ik ook veel nagedacht over hoe machtsverhoudingen zullen hertekend worden. Een evolutie die zich al wel aan - diende, maar nu een scherpere bocht neemt: minder de VS, een kans voor Europa maar vooral Azië meer als wereldspeler. Investeren in het oude loont niet.
Te laat komen. Dat zal wel iets neurologisch zijn, ik kan er niet aan doen. Soms is er iets anders even belangrijker. Ik kan me inbeelden dat sommigen dat lastig vinden. Maar blijkbaar blijf ik dat toch doen.
‘Hij heeft JES op een menselijke manier verzakelijkt’ zei iemand op mijn afscheidsfeest. En dat vond ik een schoontje. En daar ben ik inderdaad mee bezig geweest, daar heb ik fel op ingezet: zakelijke proces - sen verbeteren, cijfers kunnen leveren, juridische argumentatie kunnen opbouwen, om zo dingen te laten bewegen, invloed uit te oefenen, zelf beter te worden‘.