“Ik heb het ondernemerschap niet van thuis uit meegekregen. Er waren geen ondernemers in de familie. Ik ben grootgebracht tussen de boeken, en heb Latijn-Grieks bij de Jezuïeten en daarna wijsbegeerte aan de universiteit gestudeerd. Heel theoretisch en abstract, zonder ooit een economisch vak zoals boekhouding. Ik vond mezelf geen bijzonder student. Maar wat ik wel zag, was dat ik openbloeide bij de scouts. Ik ben daar relatief laat mee gestart, op mijn 16e. Samen dingen op poten zetten, creatief zijn. Van een kamp over toneelstukken en dé quizavond van de regio. De baas van de vrt was daar toen ook eens aanwezig, en die sprak me aan: “jou hebben wij nodig”. Zo ben ik via de jeugdbeweging aan mijn werk geraakt, heel simpel eigenlijk. Ik kon als losse medewerker aan de slag bij de vrt om spelformats te maken. De eerste presentator waarmee ik samenwerkte, was een jongen van 18 jaar, recht van de audities. Dat was Gert Verhulst. Zo zijn we begonnen, en uiteindelijk hebben we in 1996 Studio 100 opgericht.”
“De scouts waren een directe aanleiding voor wat mijn latere carrière zou worden, dat durf ik zonder schroom zeggen. Met een verrassende wending. Wij werkten wel eens samen met de Akabe-groep in Aalst, en ik herinner me dat ik dacht “Dàt is iets wat ik later wil doen, de sociale sector”. Maar het is ondernemer geworden. Door bepaalde keuzes, op bepaalde momenten. Kiezen is zoals een boom met takken: verschillende takken brengen je op verschillende plaatsen. Scouting zat bij mij in ieder geval wel in de stam.”
“De jeugdbeweging is de plek om al die andere bijzondere dingen te doen die je op school niet opsteekt. Er zijn niet veel mensen die op hun 18e, als ze de school verlaten, ondernemer worden. Een jeugdbeweging kan een labo zijn waar je vanalles test en uitzoekt. Of je een trekker bent, of je liever uitvoert in de schaduw.”
“Een wafelenbak is ondernemen. Dat is een pop-uprestaurant op zich, een klein bedrijfje. Je moet je winst kunnen inschatten, distributie organiseren, marketing bedenken. Ik herinner me dat we op internationaal kamp gingen, met 100 euro per persoon. Daarvan moest alles betaald worden: de trein naar Bretagne, eten ... Hoe haal je meerwaarde uit die 100 euro, welke prioriteiten stel je? Daar moesten we toen ook over nadenken.”
“In de eerste jaren van Studio 100 besliste ik over de aanwervingen. De eerste generatie die hier rondliep, daarvan had iedereen een verleden bij de jeugdbeweging. Dat was voor mij dé referentie op de CV. Iemand die zich jaren heeft geëngageerd, dat zegt iets. Dat die samen met andere mensen iets kan opzetten, dat die verantwoordelijkheid kan nemen, dat die niet alleen aan zichzelf en zijn verloning denkt, maar voor een hoger doel kan opkomen.”
“Jeugdwerk mag dan ook niet verloren gaan, en ik heb er ook vertrouwen in dat jeugdbewegingen belangrijk blijven. Sociale netwerken in dorpen lijken te vervagen, maar het verenigingsleven, en zeker de jeugdbeweging, blijft een verbindende rol spelen.”
“Bedrijven zijn bezig met sociaal engagement. Ze willen problemen erkennen, en ze mee aanpakken. Dat is iets heel anders dan elk jaar spreadsheets met jaarresultaten bekijken. Bedrijven willen ook anders naar buiten komen, met inzet voor maatschappelijke doelen. Het volstaat niet om Plop- en Maya-koeken te maken met de wettelijk toegelaten hoeveelheid suiker. Wij willen beter doen dan de regels en maken nu zelfs ijsjes zònder suiker.”
“We investeren met Studio 100 ook in de start-up Trooper. Een systeem om bij een online aankoop in een webshop iets te doneren aan een vereniging. Dat idee is door jonge mensen zelf bedacht en ontwikkeld, nadat een jeugdlokaal was afgebrand en extra middelen nodig waren. Aanvankelijk met steun van KBC Start It, en nu met onze ondersteuning. Nu zitten 1850 verenigingen, van fanfares tot Rode Kruis-afdelingen, verzameld op dat platform, maar we schatten dat er zo’n 80.000 zijn in België. We gaan dat gericht aanpakken, een groot doel voor ogen houden en nog andere partners betrekken. Als Trooper zijn draai vindt, willen we daarmee echt het verenigingsleven dynamiseren. Ik wil op het einde van een jaar niet alleen onze cijfers zien, maar ik wil ook kunnen zeggen dat we het verenigingsleven in Vlaanderen echt mee faciliteren en de inzet erkennen.”
“Ik denk niet dat ooit leiders in jeugdbewegingen betaald worden. Dat idee staat haaks op wat de jeugdbeweging is. In de jeugdploegen bij voetbal krijgen goede spelers soms wel geld. Kleine bedragen, maar wel een stimulans. Maar daarom is een voetbalploeg nog geen jeugdbeweging. Je staat niet in leiding voor het geld.”
“In Nederland heb je wel enkele initiatieven waarbij eenzame oudere mensen in contact gebracht worden met jonge mensen, en die worden daarvoor betaald, door de oudere mens. Bijvoorbeeld een oude, gepensioneerde ingenieur gaat regelmatig eens wandelen met een ingenieursstudent. Een app lieert mensen die binding kunnen hebben, over generaties heen. Er was daar veel heisa rond. Tegenstanders vervloekten de economisering van relaties. Voorstanders zeiden: “Moet kunnen, voor de diensten van een crèche voor je baby betaal je toch ook”. En voor die redenering valt wel iets te zeggen: we leven in een vrije markt, als die man hiervoor wil betalen, waarom niet? Veel relaties zijn geëconomiseerd: ook voor huwelijkspartners wordt ‘betaald’, ook in niet-Westerse culturen. Maar een regelgevend model daarvoor, dat is niet nodig. Wat ik van de scouts heb gekregen - de ervaring, de leerschool - hééft een economische waarde. Maar we kunnen die waarde niet vastleggen in bedragen.”
“In een jeugdvereniging vind je een breed palet aan mensen, met iedereen moet je kunnen samenwerken. Ik was jarenlang een topleidingsduo met iemand die met zijn handen dingen kon maken, die ik nooit zou kunnen maken. Wij vulden elkaar aan. Samenwerken met echt iédereen, je leert dat daar.”
“Meer diversiteit is daarom dè uitdaging voor het jeugdwerk. Net als voor bedrijven. Wij zoeken daar ook naar: kijken kinderen met een andere achtergrond naar onze programma’s? Komen ze naar Plopsaland? En dan stellen we vast dat de verhoudingen niet kloppen. Maar we willen geen blank eiland worden, met entertainment dat mensen op de straat niet raakt. Dat risico lopen jeugdbewegingen ook. Dus we moeten proberen aansluiting te vinden.”
“We begeleiden thuis een Somalische nieuwkomer van 17. Hij heeft zijn plek gevonden in de lokale voetbalploeg. Maar scouting, dat is een vreemde wereld voor hem. Hij lacht zich te pletter als we wandelen of kajakken, zomaar, zonder functioneel doel. Fietsen als onze nationale sport vindt hij hilarisch. De sleutel voor meer diversiteit, dat is door hun ogen kunnen kijken. Niet te concentreren op risico’s en verschillen. Jongens als hem, we hebben die nodig als we onze economische positie willen behouden.”
“Het is te eenzijdig om te zeggen dat anderen zich moeten aanpassen. Want onze waarden zijn zo complex. Leg maar eens uit dat Temptation Island wel oké is, maar vrouwenbesnijdenis niet. Dat naakt in kunst kan, maar naakt op je Instagram niet. Er kan veel, maar niet alles. Bovendien zijn onze waarden niet superieur, ze evolueren. K3 had in de jaren ‘60 niet gekund. Vrije tijd bestond zelfs enkele decennia geleden amper. We verwachten van bijvoorbeeld jonge nieuwkomers dat zomaar kunnen inpikken, maar dat is toch heel moeilijk in een te Vlaamse wereld.”