Dit artikel is deel van het geheel aan artikels dat inspiratie kan geven aan het voorbereiden van je omgevingsanalyse voor je nieuwe beleidsnota. Op 16 en 17 mei 2019 programmeerden we verschillende sprekers op de jeugdwerktweedaagse. Ze pitchten hun visie op de toekomst, trends en evoluties die impact zullen hebben op jouw jeugdwerkorganisatie. Jan Peumans was één van die sprekers.
Elk artikel eindigt met enkele reflectievragen voor jouw organisatie en verwijzingen naar extra bronmateriaal.
Heb je nog meer inspiratie en bronnen nodig voor je omgevingsanalyse, neem dan zeker ook het inleidend hoofdstuk erbij en/of bekijk het gehele overzicht.
Op de jeugdwerktweedaagse bracht Jan Peumans (N-VA) ons enkele inzichten uit het politieke landschap, het jeugdwerk en hoe die twee volgens hem best zouden samenwerken.
Jan trad af na tien jaar voorzitterschap in het Vlaams Parlement. Hij kreeg van ons de vraag mee welke tendensen en evoluties hij ziet in het politieke landschap, de samenleving en hoe het middenveld zich daartoe kan verhouden. Welke rol heeft het maatschappelijk middenveld en in het bijzonder het jeugdwerk hierin te spelen?
In al die jaren dat Jan ondertussen actief is in het Vlaams parlement, kan hij een aantal zaken op een rijtje zetten. Hij maakt voor ons de volgende analyse van een aantal tendensen in jeugdwerk, in de samenleving en politiek en vertelt ons ook hoe we daar als jeugdwerk ons ding mee kunnen doen.
Jan neemt ons eerst even mee terug naar zijn eigen jeugd, naar zijn ervaringen met de jeugdbeweging en hoe hij die vandaag ervaart wanneer hij zijn kleinkinderen op kamp ziet gaan. Hij heeft goede ervaringen met het jeugdwerk, met een kleine uitzondering voor een vakantiekamp lang geleden met de Christelijke Mutualiteit. Wetende dat jeugdwerk uit veel meer bestaat dan de jeugdbeweging, wil hij ons graag vertellen over wat hij zelf kent, maar hij ontkent zeker de uitgestrektheid van het jeugdwerklandschap vandaag niet.
“De jeugdbeweging is op wat punten en komma’s na weinig veranderd in de afgelopen vijftig jaar.”
Het is een stevige uitspraak, aangezien jeugdbewegingen, zoals elke jeugdwerkorganisatie, elke dag verder werken, evolueren en groeien. Wat bedoelt Jan hiermee?
In essentie doen jeugdbewegingen nog altijd hetzelfde: spelletjes spelen, op kamp gaan en een uniform dragen. De grote jeugdbewegingen veranderden niet van naam en hebben hun missie niet drastisch aangepast. Toch doen jeugdbewegingen het vandaag nog steeds heel goed in hun ledenaantallen, zeker als je rekening houdt met de diverse keuzes die jongeren vandaag hebben in jeugdwerkopties. Wat is er nog hetzelfde gebleven?
Jeugdbewegingen, en bij uitbreiding jeugdwerkorganisaties, staan automatisch voor maatschappelijk engagement. Je leert er nog steeds competenties die je nergens anders kunt verwerven: leiderschap, op een fijne manier sociaal omgaan, zin voor initiatief en organisatie. Als er twee kandidaten op een sollicitatie gelijkwaardig zijn, zal de persoon mét jeugdwerkervaring voor Jan altijd een streep voor hebben.
Zeker wel, onder andere in haar vroeger alomtegenwoordige Christelijke inslag is een pluralistische bocht genomen. Alle kinderen en jongeren zijn welkom, met welke achtergrond dan ook. Bovendien is er steeds meer aandacht voor het meenemen van kinderen en jongeren met een migratie-achtergrond, kinderen en jongeren in armoede, kinderen en jongeren met een beperking en andere doelgroepen. Ze worden nog steeds minder bereikt dan hun proportie in onze samenleving zou aangeven, maar er worden wel heel wat acties ondernomen om dit te verhogen. Het zou zeker interessant kunnen zijn om samen een impactevaluatie te maken van de beleidsacties die nu gevoerd werden de afgelopen jaren, zowel door organisaties zelf als bv. door de minister met behulp van projectsubsidies.
In een democratie hoort het leeuwendeel van de macht geconcentreerd te zitten bij de regering, bij de ministers aangeduid door een coalitie van partijen die samen het stemgedrag van de meerderheid van de bevolking vertegenwoordigen. Het parlement moet echter naast de regering staan om checks en balances te kunnen uitvoeren, kritische vragen te stellen én mee wetgevende initiatieven te nemen. Verkozen volksvertegenwoordigers moeten hun stem ten volle kunnen inzetten om hun achterban aan kiezers te vertegenwoordigen op een plek waar ze zelf meestal niet kunnen komen spreken. Om voorstellen van decreten mee aan te passen, om erachter te komen of die gekozen ministers hun werk wel doen en onze Vlaamse gemeenschap op een goede manier bestuurd wordt.
In zo’n parlement is het dan ook van essentieel belang dat er een groot respect bestaat voor elkaars meningen, expertise en initiatieven. Dat zien we vandaag echter afnemen door het toenemende belang van de partij en de steeds luider roepende sociale media uitspraken. Bijna alle macht zit bij de partijleiding, daar worden de inhoudelijke lijnen bepaald, waardoor er heel wat inhoud uit het parlement sijpelt. Diezelfde partijtoppers verschuiven het debat ook steeds meer naar sociale media.
Sommige politici kiezer ervoor op die manier rechtstreeks in debat te gaan met de bevolking. Dat kan interessante gesprekken opleveren, het kan snel gaan, wat soms nuttig kan zijn als voelspriet van de samenleving. Maar we komen hierdoor ook steeds meer terecht in de gevaarlijke situatie waarbij Twitter de politieke agenda bepaalt. Wanneer een online trollenleger onze volksvertegenwoordigers vertelt wat dé prioriteit is voor onze gemeenschap, wanneer fake nieuws belangrijker wordt dan feiten, kan dit de werking van ons parlement nog meer onder druk zetten. Extremen doen het nu eenmaal beter op sociale media dan gemodereerde uitspraken. Op welke titel klik jij het snelst?
Een reactie van de samenleving op die toenemende particratie en twitterrellen zijn de burgerfora, burgerbewegingen en grass roots organisaties. Mensen organiseren zich steeds meer op een coöperatieve manier, al staat dit in fel contrast tot de steeds verdergaande globalisering in onze wereld. Of zou dat samenkomen op kleine schaal net een reactie zijn op de schaalvergroting die we jarenlang zagen toenemen met de globalisering?
Initiatieven als de G1000, het J1000-scholierencongres e.a. werken rond directe participatie, steeds meer mensen zetten hier op in in plaats van op hun ene stem om de vijf jaar. Het parlement is hier nog niet in mee, en heeft nog heel wat te leren om mee op deze trein te springen. We zien dat jeugdwerk wél al mee op deze trein zit, met initiatieven zoals de J100 waarmee Kras jeugdwerkorganisaties verzamelt en Plenum (B)XL van Globelink waarmee jongeren het Vlaams Parlement een dag overnemen.
Jan besluit voor ons dat het parlement en de politiek altijd achter lopen op de samenleving en haar tendensen. Soms is dat een goede zaak, een zekere traagheid in zowel het kiezen van de prioriteiten als in de besluitvorming kan de democratische werking van ons parlement mee garanderen. Maar het kan er ook voor zorgen dat er weinig openheid bestaat voor signalen van onderaan bij burgers, zelfs niet wanneer ze heel luid klinken. Wanneer koning Twitter regeert, komt een levensecht signaal soms minder goed door. Een oproep om onze stem als jeugdwerk nog luider te laten horen en af en toe mee op de golven van een twitterrel te surfen met een specifieke inhoudelijke vraag.
Uit de tendensen die Jan beschrijft, kunnen we een aantal concrete tips halen voor ons als jeugdwerk: als de partij steeds belangrijker wordt, wordt het ook steeds belangrijker dat we hen leren kennen. Als het parlement een minder grote rol toebedeeld krijgt, moeten wij ze die teruggeven door onze volksvertegenwoordigers goed te leren kennen en hen te laten kennismaken met het jeugdwerk.
Als de particratie steeds belangrijker wordt en dit heel wat werk blokkeert, wat kunnen we hier dan als jeugdwerk aan doen? Het voordeel van een particratie is dat je veel invloed kunt uitoefenen door enkele, juiste, mensen mee te krijgen in je verhaal. Zij bepalen immers de partijlijnen, en de rest van de vertegenwoordigers volgt dan aangezien je als volksvertegenwoordiger al heel sterk in je schoenen moet staan om géén schrik te hebben om je plaats te verliezen. We moeten als jeugdwerk op het juiste moment mee in de cockpit zitten. Dat betekent: als het regeerakkoord geschreven wordt, bij de mensen die voor het deel Jeugd verantwoordelijk zijn. En liefst ook bij heel wat andere domeinen. Het belang van kinderen en jongeren beperkt zich immers niet alleen tot het beleidsdomein Jeugd.
Jan merkte bovendien op dat Jeugd op zich heel wat aandacht krijg in het parlement, maar altijd via domeinen als onderwijs en welzijn. Naar verhouding komt jeugdwerk zelf heel weinig aan bod in het parlement. Door samen met heel de sector volksvertegenwoordigers dichtbij te houden kunnen we hier verandering in brengen. Vandaag zijn er naar verhouding te weinig volksvertegenwoordigers die zich expliciet smijten voor jeugdwerk. De mate waarin domeinen besproken worden in de plenaire zitting van het Vlaams Parlement op woensdag, hangt vaak rechtstreeks samen met de (financiële) investering die we als samenleving maken in deze domeinen. Het is aan ons om hieruit onze conclusies én doelen te trekken. Vaker aan de mouw trekken van volksvertegenwoordigers en af en toe iets influisteren of net luid roepen kan zeker interessant zijn.
Volksvertegenwoordigers hebben de verantwoordelijkheid om de effecten van het beleid van de minister te controleren en de minister aan te spreken op zijn haar beleid. We hebben hiervoor wel enkele instrumenten tot onze beschikking zoals het kinder- en jongereneffectenrapport (Joker). Laat ons daar veel meer gebruik van maken om volksvertegenwoordigers gerichte vragen te stellen en kritisch tegenover het gevoerde beleid te staan.
Daarbij kan het goed zijn als collectief jeugdwerk één positie in te nemen, maar denk als jeugdwerkorganisatie zelf ook aan de manieren waarop je op thema’s kunt wegen. Samen staan we sterk als sector, we kunnen elkaar versterken en van elkaar bijleren. We spreken met het gewicht van meer dan 1 miljoen deelnemende kinderen. Dat kan via vertegenwoordiging van De Ambrassade en Vlaamse Jeugdraad, maar boodschappen samen delen met tientallen organisaties kan deze alleen maar enorm versterken. De kracht van het cijfer leggen politici niet snel naast zich neer.
Op lokaal niveau is het essentieel om als jeugdwerkorganisatie rechtstreeks contact te hebben met je bestuurders. Sinds de voorbije legislatuur hebben lokale overheden immers meer autonomie dan ooit om zelf hun keuzes te maken op verschillende beleidsdomeinen, en jeugd is er daar één van.
Er zijn geen Vlaamse regels meer over budgetten of prioriteiten voor je stad of gemeente. Lokale besturen hebben de plicht om jeugdwerk te ondersteunen, velen doen dat al maar anderen kunnen nog wel wat duwtjes gebruiken.
Als jeugdwerkorganisatie, als lid van je organisatie heb je dan ook dé belangrijkste rol in de belangenverdediging van het jeugdwerk in je omgeving. Jeugdwerk heeft een belangrijke rol in het bewaken van de belangen van jeugd én hun organisaties in hun stad of gemeente. Bovendien groeit ook het besef dat we ook ongeorganiseerde jongeren meer moeten betrekken, een stem én platform geven om hun ding te doen.
Dat we als jeugdwerkers niet bang moeten zijn om mee aan tafel te gaan zitten, we hebben een boodschap te brengen, en die is belangrijk. Dat én volksvertegenwoordigers én partijtoppers én lokale mandatarissen ons beter zouden moeten kennen. En dat Kazou nog iets goed te maken heeft met Jan Peumans ;-).