Competenties, talenten, flow, gedragsindicatoren, … er wordt nogal wat gegoocheld met termen in het jeugdwerk. in dit artikel doen we een poging om het verschil tussen competenties en talenten helder uit te klaren en kijken we hoe we een evenwicht vinden in het werken rond beide begrippen.
Een competenties is een handelingsbekwaamheid op basis van geïntegreerde inzichten, vaardigheden en houdingen voor het verrichten van taken, het oplossen van problemen en het effectief functioneren in een beroep, organisatie, functie of rol.
Een andere definitie duidt een competentie als de bekwaamheid om kennis, vaardigheden en attitudes geïntegreerd aan te wenden en dit in verschillende situaties en activiteiten. Belangrijk om te onthouden is dat competenties in zowat alle definities uiteenvallen in drie delen:
Uitgangspunt van dit model: IEDEREEN kan competenties aanleren. Alleen zal dat bij de ene persoon makkelijker/sneller gaan dan bij een andere persoon.
De onderste balken verwijzen naar intellectuele en andere talenten die je in aanleg hebt. Dit gaat over de fundamenten van je persoonlijkheid en zijn moeilijk te veranderen. Zij bepalen hoe vlot je kennis, vaardigheden en attitudes en in zijn geheel, dus competenties, aanleert.
Bijvoorbeeld: een persoon die van nature uit assertief is (als een onderdeel van zijn persoonlijkheid) zal de competentie ‘conflicten hanteren’ sneller ontwikkelen dan een persoon die eerder verlegen is van aard.
Het uitgangspunt van de competentiegerichte benadering is dat iedereen competenties kan aanleren. Bij de ene zal het al gemakkelijker gaan als bij de andere, maar in principe is elke competentie aan te leren.
Afhankelijk van je uitgangspunt, zijn er specifieke benaderingen om bij aan te sluiten.
Competentiemanagement is eerder gericht op je organisatiedoelen. Om die reden start competentiemanagement dan ook vanuit het strategisch kader van de organisatie. Het kijkt naar de doelen die je als organisatie wil bereiken en lijst vervolgens op wat medewerkers in huis moeten hebben om die doelstellingen waar te maken.
Je vertrekt dus veelal vanuit de organisatiestrategie, kijkt wat voor persoon met welke competenties je nodig hebt om die missie te gaan bereiken. Op basis hiervan stel je functieprofielen op.
Een benadering van competentieontwikkeling vertrekt dan weer veel meer vanuit de ontwikkeling van medewerkers. Het uitgangspunt is hier dat medewerkers willen groeien en zichzelf kunnen en willen ontwikkelen. Door gerichte programma’s van levenslang en levensbreed leren kijkt men naar de vaardigheden, attitudes, kennis waarin medewerkers zich willen bijschaven en gaat men op basis daarvan de organisatie verder ontwikkelen.
Een flexibele benadering zoekt het beste van twee werelden op en gaat medewerkers inzetten daar waar ze het meeste bijdragen aan de organisatiedoelen. Men beschouwt medewerkers in deze benadering als productiemiddelen die ook verder te ontwikkelen zijn. Een goed voorbeeld hiervan vinden we in de heroriënteringscase van Belgacom:
Voorbeeld: Belgacom had oorspronkelijk veel werknemers in dienst om de telefooncellen overal in het land te onderhouden. Sinds het ontstaan en het wijdverspreide gebruik van de gsm hebben heel wat werknemers een andere functie binnen Belgacom gekregen. Door hen bij te scholen op eigen interesses, kon men de medewerkers behouden, maar een andere oriëntatie aanbieden.
Competentiegericht werken, vertrekt vanuit een deficit denken: er is een bepaald tekort wat we gaan wegwerken door training, vorming, begeleiding en evaluatie. Het risico van op deze manier te denken is dat motivatie kan slinken wanneer de afstand tot de norm te groot is.
Aangezien de benadering er van uit gaat, dat elke competentie aan te leren is, impliceert dit ook dat iedereen alles kan worden; een uitgangspunt wat op zijn minst in twijfel te trekken is. Want als elke competentie aan te leren is, maar het een bepaalde persoon toch niet lukt om deze te verwerven, betekent dat dan dat die persoon er de schuld aan heeft dat die dat niet heeft?
De talentgerichte benadering vertrekt niet zozeer van aan te leren kennis, vaardigheden en attitudes maar gaat er van uit dat een persoon bepaalde natuurlijke gave bezit, of aanleg heeft voor bepaalde zaken (talenten).
De benadering vindt haar wortels in de positieve psychologie. Men vertrekt dan ook vooral van positieve vaardigheden in plaats van te focussen op (psychische) stoornissen, problemen of tekorten. Waar competentiegericht werken vooral benadrukt waar tekorten zitten en deze wil wegwerken, zet talentgericht werken vooral in op verder doen wat je al goed kan en de kracht van wat er al is, sterk in te zetten.
Talenten zijn activiteiten die je schijnbaar moeiteloos kan uitvoeren en die je een hoge mate van voldoening geven. Heel vaak zijn dat zaken waarvan je zelf vindt dat het de normaalste zaak van de wereld is, maar die anderen benoemen als een uitzonderlijk talent (talenten kunnen zich in je blinde vlek bevinden). Talenten hebben dus vaak de juiste context nodig om zich te tonen. Je moet je talent kunnen laten zien.
Er bestaan verschillende vragenlijsten om talenten zichtbaar te maken:
- Veerkrachtig op het werk: dit onderzoek richt zich op determinanten van stress en veerkracht bij werkende mensen. Bij het deelnemen aan dit onderzoek krijg je gratis een resultatenrapport van de Kerntalentenontdekking (waarde € 49).
- Speelgoedbevraging: Door te gaan bevragen naar welk speelgoed je als kind vaak teruggreep, gaat deze vragenlijst bepaalde talenten of natuurlijke aanleg explicieter maken.
Wanneer je echt in je talent aan het werken bent, lijkt de tijd voorbij te vliegen, of verlies je soms de tijd uit het oog. Een interessant model dat hier op verder werkt is het FLOW model van Mihaly Csikszentmihalyi, een Amerikaans/Hongaarse positieve psycholoog.
Het model zet twee assen uit: aan de ene kant de uitdaging van een opdracht, aan de andere kant je vaardigheid of aanleg. Het model zegt dat je, wanneer uitdaging en vaardigheid in balans zijn, je in een flow terecht komt. Wanneer je in de flow zit, ga je volledig op in je werk. Je energie en activiteit zijn gericht en je bent volledig betrokken op wat je doet, waardoor je succes gaat ervaren. Verder kunnen mensen in de staat van 'flow' boven hun eigen kunnen uitstijgen en sneller leren en nieuwe inzichten verkrijgen.
De talentgerichte benadering vertrekt vanuit natuurlijke gave en aanleg en lijkt zo te impliceren dat iedereen over talenten beschikt, waar je niet meer aan moet werken of geoefend in moet geraken. De praktijk wijst echter uit dat talent alleen vaak niet voldoende is om echt successen te bereiken. Vergelijk het met talentenshows op televisie: vaak zitten daar mensen in die een bepaald talent hebben, maar het is pas na hard werken en veel oefenen dat ze hun talent echt ontwikkelen.
Bovendien lijkt het wel dat organisaties, door enkel in te zetten op talenten, nog maar weinig oog hebben voor hun organisatiedoelen. Want als iedereen mag doen wat hij graag doet en aanleg voor heeft, wat doen we dan met de ‘vervelende’ taken die je soms moet opnemen?
Talent zegt in de eerste plaats iets over het potentieel van mensen. Maar talent hebben is niet voldoende om resultaten te boeken. Er moet ook actie zijn. Talent in actie bestaat uit drie facetten.
= talent + gedrag + context
Bepaald gedrag dat je stelt in een context, leunt nogal aan bij wat we voordien in deze tekst als competenties benoemden. Op die manier gaat de theorie van ‘Talent in Actie’ op zoek naar een gulden middenweg in beide benaderingen.
= talent + ( gedrag + context = competentie)
Hefboomvaardigheden = Hefboomcompetenties.
De theorie stelt dat je specifieke vaardigheden nodig hebt om je talent optimaal te laten renderen. Deze vaardigheden zijn als het ware een hefboom om je talent in actie te doen treden.
Soms zijn er bijvoorbeeld situaties waarin je ‘teveel’ van je talent inzet, of dat talent net omslaat in een drempel.
Kort gezegd, kunnen we stellen dat talentgericht werken en competentiegericht werken zich niet diametraal tegenover elkaar hoeven te stellen. Beide kunnen elkaar net versterken of aanvullen.
Op basis van het artikel ‘Verbinden van talentontwikkeling en competentiemanagement’ van Kessels&Smit kunnen we vijf praktijken identificeren die trachten beide benaderingen aanvullend in te zetten.
Dewulf, L., Van Meeuwen, N., & Tjepkema, S. (2010); Verbinden van competentiemanagement en talentontwikkeling. Talent in actie. Opleiding & Ontwikkeling, 6, 10 – 15. Meer info vind je hier.
Dewulf, L. (2012). Ik kies voor mijn talent. Schiedam: Uitgeverij Lannoo nv.
Snick, K. (2015). Presentatie. Talentgericht werken met vrijwilligers. Brussel.
Annaert, N., Corneillie, M., Leenknegt, R., Pieters, B., & Verhoeven, S. (2013). Aan de slag met oscar. Handleiding voor organisaties. Brussel.
Competentie management in de Social profit. Het conceptueel model van Roe. Verkregen op 27 april, 2015