Laat de groep rondwandelen. Vraag hen om zo opvallend mogelijk te doen alsof er niets gebeurd is. Met demonstratief naar de lucht te kijken, een deuntje te fluiten en af en toe een spastische armbeweging te maken kom je al een eindje.
Geef een eerste opdracht: "doe alsof je struikelt over een kiezelsteentje." Nadat iedereen gestruikeld is, vraag je hen om opnieuw te doen alsof er niets gebeurd is.
Geef opdrachtjes die steeds spectaculairder zijn of waardoor steeds grotere groepjes gevormd worden. Vraag nadien telkens opnieuw te doen alsof er niets gebeurd is.
Voorbeelden:
Oeps, je valt opnieuw over het kiezelsteentje. Je voelt een appelflauwte opkomen. Je krijgt ter plaatse een slagaderlijke bloeding.
Voor deze methodiek is er geen materiaal nodig.