Deze tekst verscheen op 16 januari 2018 op www.jeugdwerkwerkt.be naar aanleiding van het congres #jeugdwerkwerkt
Diversiteit is een realiteit, overal, en dat merken kinderen en jongeren dag in dag uit:
De relatie tussen het jeugdwerk en de diverse levensomstandigheden waarin kinderen en jongeren opgroeien, is een onderwerp dat de jeugdwerksector en het jeugdwerkbeleid al langer beroert. Begin 2015 gaf de Commissie Jeugdwerk dan ook de opdracht aan de prioritaire werkgroep diversiteitsbeleid om een nieuwe, inspirerende, geactualiseerde visietekst over het thema diversiteit in de jeugdwerksector te maken.
Het jeugdwerkbeleid merkte daarbij een dubbele probleemdefinitie m.b.t. de participatie van kinderen en jongeren aan jeugdwerk. Bepaalde doelgroepen zijn ondervertegenwoordigd in het jeugdwerk en de participatie van die doelgroepen verloopt in gescheiden circuits.
Enerzijds wil het beleid de bestaande ondervertegenwoordiging wegwerken zodat alle kinderen en jongeren meer en meer gelijke mogelijkheden hebben om volop mee te genieten van de ontspanning en de ontwikkelingskansen die het jeugdwerk biedt. Anderzijds wil het beleid de participatie in gescheiden circuits wegwerken zodat jeugdwerkparticipatie sociale integratie en verbinding kan creëren tussen diverse kinderen en jongeren en zo mee een (toekomstige) generatie creëert die kan omgaan met diversiteit en die solidair is buiten de eigen groep. Om deze doelstellingen te realiseren hanteert het jeugdwerkbeleid een dubbele strategie, het zogenaamde én-én beleid of tweesporenbeleid.
Het jeugdwerk percipieert de dubbele probleemdefinitie vanuit het beleid enigszins anders: de bijgestelde verwachtingen over het ‘reguliere’ aanbod en het groeiend en wetenschappelijk onderbouwd zelfbewustzijn van het ‘doelgroepspecifieke’ aanbod zorgen ervoor dat de sector het steeds moeilijker krijgt met de opdeling tussen beide en met de visie dat het ene fungeert als een opstapje, toeleider of vangnet naar/voor het andere. De sector schuift net de evenwaardigheid van alle vormen van jeugdwerk naar voor. Sommige groepen kinderen en jongeren zijn in het jeugdwerk weliswaar ondervertegenwoordigd of kiezen voor gescheiden circuits. Het jeugdwerk zet zich in voor de sociale integratie van alle kinderen en jongeren.
Wat de gescheiden circuits betreft, lijkt de sector een dubbele houding aan te nemen. Het groeiend wetenschappelijk inzicht in dit thema maakt duidelijk dat diverse kinderen en jongeren diverse interesses en noden hebben in de vrije tijd: niet alleen naar ‘wat’ er wordt aangeboden, maar ook ‘wie’ het aanbiedt, ‘in welke context’ het plaatsvindt, enzovoort. Als je wil dat álle kinderen en jongeren een bruikbaar aanbod vinden in de vrije tijd en je wil hen de vrije keuze laten, dan leidt dit tot zeer diverse vrijetijdsparticipatie. Maar dat brengt onvermijdelijk met zich mee dat verschillende jeugdgroepen niet hun gading zullen vinden in dezelfde types van jeugdwerk. Sommige organisaties vragen zich steeds luider af of inclusie niet een illusie is. Toch blijft de jeugdwerksector verveeld zitten met de participatie in gescheiden circuits. Ook de sector zelf acht het niet wenselijk om sociale integratie op te geven.
We denken dat een alternatief voor de opdeling ‘regulier’ en ‘doelgroepspecifiek’ mogelijk een nieuwe dynamiek in de visie- en beleidsontwikkeling kan creëren. We stellen voor om naar het jeugdwerklandschap te kijken in termen van ‘centrum’ en ‘periferie’. We willen graag een onderscheid maken tussen organisaties die op dit moment een centrale plaats bekleden in het jeugdwerk en organisaties die werken in de periferie ervan.
Organisaties in het centrum ontlenen hun centrale plaats aan verschillende van deze kenmerken: ze genieten een grote naambekendheid bij het grote publiek, kennen een lange traditie, hanteren een methodiek die hoog staat aangeschreven, bereiken voornamelijk een sociaaleconomisch en sociaal-cultureel dominant publiek, hebben een wijd vertakt aanbod en/of beschikken over een sterk maatschappelijk netwerk met politieke invloed. Zij worden als ‘regulier jeugdwerk’ bestempeld. Organisaties die zich meer in de periferie van het jeugdwerk bevinden, beschikken niet of in veel mindere mate over deze kenmerken.
Om die vele jeugdwerkinitiatieven en vormen van jeugdwerk alle kansen te geven zijn nieuwe strategieën nodig om blijvend in te zetten op een divers jeugdwerklandschap dat zoveel mogelijk kinderen en jongeren bereikt en laat genieten van het rijke Vlaamse jeugdwerk. Strategieën die meer een meer gelijke mogelijkheden creëren voor kinderen en jongeren en strategieën die sociale integratie bevorderen. Organisaties hebben nood aan inspiratie om anders te handelen, anders te denken, hun aanbod te verruimen, anders in te vullen of bruggen te slaan naar andere werkingen en te netwerken.