[anysurfer.logo]
You are previewing the website. You can switch to the regular view.

OPINIE: A seat at the table, ook in het jeugdwerk?

OPINIE: A seat at the table, ook in het jeugdwerk?

Diversiteit - #Jeugdwerkwerkt

Dit opiniestuk werd geschreven door Mohamed Missaoui en Nina Henkens. Ze zijn educatief medewerker en stafmedewerker voor Uit De Marge. Deze tekst verscheen op 18 maart 2018 op www.jeugdwerkwerkt.be naar aanloop van het congres #jeugdwerkwerkt.

Nina Henkens en Mohamed Missaoui

De diversiteitskwestie in het jeugdwerk is een kwestie die al bijna veertig jaar speelt. Waar de discussie eerst vooral gevoerd werd rond de toeleidingskwestie en inclusie binnen de jeugdwerkvormen horen we nu meer en meer de vraag naar diversiteit binnen onze jeugdwerkteams. Het feit dat deze stemmen hun weg vinden naar het publieke debat is op zich als een positief teken. Want hoewel we in het jeugdwelzijnswerk veel jongeren bereiken die de doelgroep van het diversiteitsbeleid vormen, blijven zij te vaak hangen in de uitvoerende functies en het eerstelijnswerk. Het tweede- en zeker het derdelijnswerk is vooral wit en middenklasse. Dat moet in vraag kunnen worden gesteld, zonder benoemd te worden als calimero’s. ‘Leading by example’: de roep naar gelijkwaardigheid en representatie is legitiem. 

Ook in onze organisatie hebben we nog een weg af te leggen. Zo zijn er te veel basiswerkers die ook vormingswerker, coach of beleidswerker kunnen worden maar niet opgepikt worden. Of vrijwilligers uit het jeugdwelzijnswerk die meerwaarde hebben voor onze raad van bestuur, maar daar niet in geraken. Om ons project van gelijke kansen ook om te zetten in de praktijk, moeten we afstappen van diplomafetisjisme en ons bewust zijn van onze eigen blinde vlekken.

Een plus een is drie 

In ons Antwerpse steunpunt hebben we bewust gekozen voor een complementariteit in competenties. Mohamed kwam in 2016 ons stafteam versterken na een loopbaan van zes jaar als jeugdwerker in de werking waar hij zelf zijn jeugd heeft doorgebracht.  

“Hoewel ik al langer het gevoel had dat ik als jeugdwerker verder wou gaan, heb ik pas gesolliciteerd toen ik door collega’s aan mijn mouw getrokken werd. Uit mezelf had ik het nooit gedaan. Ik stond er niet bij stil dat mijn opvoeding, sociale klasse, visie en vooral mijn ervaring in het jeugdwerk als kind en als arbeidscompetentiebegeleider een meerwaarde konden zijn.” 

Met zijn ervaring vult hij het stafwerk van Nina aan. Zij heeft een meer academische achtergrond en enkel ervaring als jeugdwerker, maar niet als gebruiker van het jeugdwerk. Ook in haar persoonlijke achtergrond heeft zij geen ervaring met maatschappelijke uitsluiting. Voor veel jeugdwerkers en jongeren is Mohamed de meer herkenbare link met hun eigen leefwereld. Hij wijst op gevoeligheden en dynamieken. Binnen het team leidt hij projecten die hij inspireert en neemt hij beleidswerk op, bijvoorbeeld als lid van de Vlaamse Jeugdraad. Zijn doorstroming ging wel gepaard met een aantal groeipijnen:

“Diploma’s kunnen nodig zijn, maar kunnen er niet voor zorgen dat je voeling krijgt met de leefwereld van mensen in maatschappelijk kwetsbare situaties. Dat merkte ik heel hard toen ik ben beginnen werken op de tweede en derde lijn. We zijn met het team samen op zoek gegaan naar manieren om die blinde vlekken bespreekbaar te maken.” 
Complementariteit werkt: over erkennen en herkennen

Voor je kan overgaan naar complementaire teams moet je erkennen dat in homogene teams nooit alle competenties aanwezig kunnen zijn om het werk in een superdiverse samenleving goed te kunnen doen. Homogeniteit zorgt ervoor dat we competenties bij ‘de ander’ niet zo snel zullen herkennen. Zelfs onbewust kies je soms voor de mentale veiligheid die gelijkaardige profielen bieden, waardoor medewerkers die afwijken van de witte mannelijke norm kansen ontzegd worden.

Mensen zijn niet automatisch betere jeugdwerkers omdat ze dezelfde (culturele) achtergrond hebben als de groepen waarmee ze werken. Het is ook belangrijk dat ze hun eigen ervaringen in een breder kader kunnen plaatsen en vanuit hun ervaringen de verbinding kunnen maken met andere groepen in de samenleving als dat nodig is. Mensen zijn evenmin automatisch goede jeugdwerkers omdat ze het juiste diploma hebben. Teams waarin de doelgroep zich niet herkent heeft minder kans op slagen. 

Het D-woord

Samenwerken en samenleven in diversiteit is niet ‘all fun and games’. Racisme en discriminatie zijn ingebakken in onze samenleving en beïnvloeden niet alleen het welzijn en de kansen van vele jongeren, maar spelen ook binnen organisaties. Daarom moet nagedacht worden hoe we in onze sector onze vacatures verspreiden, wie we in de sollicitatiejury’s vragen, en moeten we ook werk maken van goed opgeleide en beschermde vertrouwenspersonen en een arbeidsreglement waarin discriminatie en racisme benoemd worden. In ons personeelsbeleid besteden we bijvoorbeeld aandacht aan de doorstromingskansen van alle profielen, maken we vooroordelen bespreekbaar en zorgen we voor redelijke aanpassingen voor iedereen die daar nood aan heeft.

Last but not least heeft het jeugdwelzijnswerk de opdracht om maatschappelijke ongelijkheid aan te kaarten en dus een antiracistische strijd te voeren. De jeugdwerkingen uit het maatschappelijke centrum zijn hier gedroomde bondgenoten. Racisme is immers zeker ook een zaak van mensen zonder migratieachtergrond. Daarom roept Uit De Marge de jeugdwerksector op om op 24 maart mee de straat op te gaan tegen racisme en de bijhorende platformtekst te ondertekenen. Ons verenigen tegen racisme is wellicht een van de belangrijkste dingen die we jonge mensen vandaag kunnen leren.