[anysurfer.logo]
You are previewing the website. You can switch to the regular view.

Ambras Magazine: Bart Van Bouchaute over de Kracht van de Stem

Ambras Magazine: Bart Van Bouchaute over de Kracht van de Stem

"In mijn dorp was geen jeugdbeweging toen ik jong was. Maar we wilden er wel eentje. Dus nodigden we alle naburige jeugdbewegingen uit, om hun beste bod te vragen voor een nieuwe afdeling. Op onze voorwaarden. Daar kozen we dan eentje uit. En die groep bestaat nog steeds.” Alvast één steen verlegd in een rivier op aarde door Bart Van Bouchaute, docent en onderzoeker van de Arteveldehogeschool. Daarnaast doet hij dat vandaag als politicoloog. Eentje die zich niet bezighoudt met ‘de politiek’, maar met ‘politiek’. Hoe geven we met z’n allen vanuit de verdeeldheid in visies een samenleving vorm? We vroegen hem welke rol het jeugdwerk daarin kan spelen …"

“Heel wat organisaties brengen kinderen en jongeren dichter bij ‘de politiek’, bijvoorbeeld in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen, om iets op de politieke agenda te krijgen. Want minderjarigen zijn ‘nog-niet-burgers’, en naar hen wordt te weinig geluisterd. En ze leren zo bovendien het politieke spel kennen.”

“Maar ‘aan politiek doen’ heeft een bredere betekenis. Dat kan iedereen. Dat is publiek tonen of laten horen wat je denkt. Op verschillende manieren en momenten, en ten aanzien van verschillende ‘beslissers’. Dat kunnen ook ouders, een schooldirectie of een projectontwikkelaar zijn.” 

Met een kleine p

“Het politiserende proces begint bij iemand die zich bewust wordt van iets. Hij stelt in vraag waarom iets is wat het is. Iets dat normaal wordt bevonden, maar niet door hem. Die kiem van politisering zit zelfs al in gesprekken over genderrelaties in een lokale groep, of een babbel over een studiekeuze.”

“In een volgende stap komt iemand daarmee naar buiten. Vaak zelfs plots, zonder veel planning. Hij en zijn standpunt worden zichtbaar. De vanzelfsprekende gang van zaken wordt verstoord. Toen het geluid van spelende kinderen op het speelplein in Lauwe door een rechter als ‘geluidsoverlast’ werd veroordeeld, was dat de aanleiding voor een betoging van vele jeugdwerkorganisaties in dat piepkleine dorpje. Ze wilden respect voor het recht op spelen, ze wilden niet de dupe worden van die beslissing.”

“Een politiserend proces kàn een effect hebben op wetten en regels. Maar het is geen voorwaarde. Politisering hoeft geen impact op beleid te beogen. De mensen en groepen aan de basis van zo’n politiserend moment tonen vooral dat ze gelijk zijn aan anderen, aan om het even wie, en dus mogen zeggen dat ze iets niet oké vinden. ‘Het is niet omdat we patiënten, vrouwen of kinderen zijn, dat we niets te zeggen hebben’, die ingesteldheid.”

Met een grote d

“Want ruimte voor politisering vereist dat je ècht democratisch denkt. Het democratische basisidee is immers de hypothese dat we pas kunnen bepalen wie het voor het zeggen heeft, als iedereen een stem heeft in die beslissing. Iedereen gelijk, al is niet iedereen hetzelfde: rijk of arm, man of vrouw, opgeleid of niet, gezond of niet, net hier of hier geboren, plus of min 18. Dat is de essentie van democratie: ondanks de feitelijke ongelijkheden gaan we uit van de gedachte dat iedereen een gelijke stem heeft, dat iedereen even veel te zeggen mag hebben als om het even wie. Iedereen moet iedereen gehoord worden. Ook als jij een andere visie niet redelijk vindt.”

“Een democratische overheid moet politisering mogelijk maken. Een democratie heeft nood aan mensen die dingen in vraag stellen. Beleidsmakers mogen jeugdwerk dus niet louter als een instrument van een overheid bekijken: ‘centen geven om met de kindjes te spelen’. In een echte democratie moet ze jeugdorganisaties die ruimte geven om kinderen en jongeren te ondersteunen in politisering.

En die stem van jonge mensen kan verstorend werken. Verstorend naar de samenleving: begin jaren ’80 vonden de scouts dat ze iets te zeggen hadden over kernraketten. Alle leden werden opgeroepen om te gaan betogen met de vredesbeweging. Het kot stond op stelten, maar in een democratie moet dat kunnen. Of verstorend naar het jeugdwerk zelf: waarom zouden zelforganisaties niet mogen schudden aan ons beeld en onze definitie van jeugdwerk?”

Hoe meer politisering?

“Hoe je als jeugdwerkorganisatie meer ruimte laat voor politisering, dat gaat niet in de eerste plaats om methoden, om geplande actie en strategie, om recepties of een dossier voor een persbericht. Nee, het gaat vooral over een democratische opstelling van elke professional en van een organisatie.”

“Als politiserende jeugdwerker bent je alert en ga je mensen ondersteunen om zélf te politiseren. Je weet hen te beschermen, opdat ze niet te hard met hun kop tegen de muur lopen. Je gaat met hén op zoek naar methodes. Je stelt je deskundigheid ter beschikking, maar je gaat niét in hun naam spreken. Het jeugdwerk is regelmatig ‘de publieke advocaat’ van kinderen en jongeren in debatten. Bijvoorbeeld bij de uitwijzing van een jonge asielzoeker. Zoals een vakbond voor werknemers. En dat mag. Maar belangenbehartiging is geen politisering.”

“Jeugdwerkorganisaties mogen zich meer als een beweging zien, niet gewoon als een aanbieder van kwalitatieve voorzieningen. Kom als ledenorganisatie met een gedragen standpunt naar buiten, al vraagt dat veel energie. Als je met een kleine groep binnen je organisatie denkt dat je het echt wel weet, dat je wel anderen kan vertegenwoordigen, dat je slimmer bent door meer dossierkennis … dan kun je het mis hebben. Al gaat dat sneller en makkelijker, al heb je de beste pedagogische bedoelingen. Onderschat de mensen voor wie je spreekt niet. Ga er niet te snel van uit dat je een onmondige achterban hebt. Elke persoon is wel degelijk in staat iets te zeggen.”

Mythes en realisaties

“Ik heb geen onderzoek gedaan naar de evolutie van politiserende jongeren. Maar tegenover de overtuiging dat jongeren minder politiek bezig zijn, zet ik de ‘mythe van de rebelse jeugd’. Want nu eens is dat de jeugd van ’68, dan weer die van de jaren tachtig. We vinden dat de toekomst door jongeren in handen moet worden genomen, en zijn dan teleurgesteld als we minder van hen zien dan we verwachten.”

“Misschien wordt politisering wel moeilijker. Sinds de jaren ’90 leven we in een sfeer van de ‘gerealiseerde democratie’: we denken dat alles redelijk goed is geregeld. Alles zit min of meer goed in elkaar: we hebben een vrije markt, huizen, voorzieningen, stemrecht … Politiek moet de structuur alleen nog bestendigen en wat bijsturen. Maar omdat een grote groep vindt dat alles relatief oké is, is het vandaag moeilijker voor de gediscrimineerde kleine groep om naar hen te laten luisteren. Ze worden bekeken als lastige schenenschoppers ...”